Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2066/GM, 11 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2066/GM

betreft: [klager] datum: 11 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 juni 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn afzonderlijk van elkaar gehoord klagers raadsman mr. M.E. Pennings, en namens de inrichtingsarts, [...], hoofd medische dienst. Klager kon geen toegang krijgen
tot de p.i. Amsterdam wegens het ontbreken van de daarvoor vereiste identiteitsdocumenten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 april en 4 mei 2009, betreft de te snelle afbouw van Diazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Ondanks dat klager heeft aangegeven niet tegen een te snelle afbouw van Diazepam te kunnen, is de medische dienst toch hiermee doorgegaan. Klager is enkel verwezen naar de psychiater. Klager slikt
Diazepam al gedurende zijn hele detentie om van zijn hoofd- en nekpijn af te komen. Ook voor zijn detentie kreeg klager Diazepam voorgeschreven. Er heeft geen overleg plaatsgevonden met voorafgaande artsen. Derhalve is er geen sprake van zorgvuldig
medisch handelen. Klager heeft met de inrichtingsarts gesproken over de afbouw. In zijn beleving was er geen sprake van een overeenstemming. De afbouw werd dwingend gepresenteerd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager gebruikt al jaren Diazepam. Op 27 maart 2009 is in overleg met klager besloten de Diazepam af te bouwen met 25% per week. De methadon zou mogelijk later worden afgebouwd. Er is geen
medische indicatie voor het gebruik van Diazepam. Er is pijnstillende medicatie voorgeschreven. Op 1 mei 2009 is tijdelijk gestopt met de afbouw omdat klager een emotionele en gespannen indruk maakte. Klager is verwezen naar de psychiater, maar liep
tijdens het consult boos weg. De psychiater stelde andere alternatieven voor dan Diazepam. Klager wilde dit niet horen. De afbouw werd gehandhaafd. Op 8 mei 2009 is klager gezien door de inrichtingsarts. De afbouw werd iets vertraagd vanwege
spanningsklachten. Op 22 mei 2009 volgt een nieuw bezoek aan de inrichtingsarts vanwege de afbouw. De richtlijn van de psychiater werd gehandhaafd.

3. De beoordeling
Vanwege de nadelige gevolgen van benzodiazepinegebruik gaat de richtlijn medicamenteuze zorg aan gedetineerde verslaafden 2008 uit van een afbouw van 25% per week, tenzij het gebruik van benzodiazepines medisch is geïndiceerd. Op grond van de stukken,
waaronder het medisch dossier is de beroepscommissie van oordeel dat de afbouw van Diazepam in het geval van klager niet in strijd is met voormelde richtlijn. Op 1 mei 2009 en op 8 mei 2009 is de afbouw stopgezet respectievelijk vertraagd. Klager is
verder verwezen naar de psychiater. Voor overleg met Parnassia is geen reden, nu uit het medisch dossier naar voren komt dat klager op 27 maart 2009 akkoord is gegaan met de afbouw. Als klager bedoelt te klagen over het gesprek met de inrichtingsarts
van 27 maart 2009 waarin is besloten tot afbouw, stelt de beroepscommissie vast dat dit niet is gedaan binnen de in artikel 29, eerste lid, van de Pm genoemde termijn van veertien dagen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven