Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2301/GM, 11 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2301/GM

betreft: [klager] datum: 11 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 augustus 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens de inrichtingsarts, [...], hoofd medische dienst.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 juni 2009, betreft het niet verstrekken van medicatie op 27, 28 en 29 juni 2009.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De rechten van klager op medische zorg zijn geschonden doordat geen medicatie beschikbaar was op 27, 28 en 29 juni 2009. Er is structureels iets mis met het medicatiebeleid omdat klager daarna op 17 juli
en
11 augustus 2009 eveneens geen medicatie verstrekt heeft gekregen. Klager ontkent een verhelderend gesprek te hebben gevoerd met de medische dienst. Op donderdag 25 juni 2009 heeft klager aan een p.i.w-er aangegeven dat de medicatie bijna op was. Op
zijn advies heeft klager dat door middel van een briefje aangegeven. Klager heeft zelf kunnen zien hoe p.i.w-er [...] met de artsenpost heeft gebeld. Zonder medicatie voelt klager zich onprettig. Klager vindt het niet acceptabel dat er fouten worden
gemaakt met medicatie. Hij wil een tegemoetkoming.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft een gesprek gehad met de inrichtingsarts over de medicatie. Of daarbij is gesproken over het weekend van 27 juni 2009 is niet meer te achterhalen. Het betreft ‘zo-nodig-medicatie’
die op de afdeling in de teamkamer wordt bewaard. Deze voorraad wordt door klager zelf beheerd, waarbij het zijn eigen verantwoordelijkheid is om tijdig aan te geven dat de medicatie opraakt. Het briefje dat klager op vrijdag 26 juni 2009 heeft
geschreven over de voorraad medicatie, is waarschijnlijk niet meer die dag op de medische dienst gezien. Daarmee was het niet meer mogelijk het tekort aan medicijnen aan te vullen. In het dossier is er geen aantekening van het aanvullen van de
voorraad,
behalve op 17 juni 2009. Op 29 juni 2009 is overgegaan tot het verstrekken van oxazepam via het baxtersysteem. Vervolgens zijn een aantal malen de medicijnen en de dosering aangepast. In het gesprek van 21 juli 2009 is hierop teruggekomen. De medische
dienst is tot 17.00 uur in bedrijf. Gedetineerden kunnen verzoekbriefjes indienen via een postbus, die dagelijks aan het eind van de ochtend wordt geleegd. De medische dienst sluit niet uit dat klager een briefje heeft ingediend, maar dat dit pas
vrijdag bij de medische dienst bekend is geworden. De medische dienst betreurt dat klager voor het weekend zonder medicatie heeft gezeten. Indien in het weekend een noodsituatie onstaat, kan ook dan medicatie verstrekt worden. In de logboeken van de
inrichting is wat betreft het betreffende weekeinde geen aantekening te vinden dat er door de afdeling contact is geweest met de dienstdoende arts over de medicatie. Er is derhalve sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager ten behoeve van het weekend van 27 juni 2009 geen medicijnen heeft gekregen. Het ging hier om ‘zonodig-medicatie’ waarvan de voorraad op de afdeling wordt bijgehouden. Klager dient zelf aan te geven wanneer de voorraad
moet worden aangevuld. Klager stelt dat hij op donderdag 25 juni 2009 aan een p.i.w.-er heeft aangegeven dat de voorraad bijna op was. Tevens stelt hij dat hij een verzoekbriefje voor de medische dienst heeft ingediend. Het briefje is volgens het hoofd
van de medische dienst waarschijnlijk op vrijdag 26 juni 2009 geschreven en niet op diezelfde dag door de medische dienst gezien. Uit nadere telefonische informatie bij de medische dienst van de p.i. Zoetermeer is gebleken dat men niet meer over het
betreffende verzoekbriefje beschikt.

Uit het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de medische dienst tijdig op de hoogte was van het tekort aan medicatie. Aangenomen moet worden dat het verzoekbriefje van klager de medische dienst niet (tijdig) heeft bereikt. Nu in de systematiek
van
‘zonodig-medicatie’ de voorraad door de afdeling wordt beheerd, kan de medische dienst geen verwijt worden gemaakt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven