nummer: 09/2306/GM
betreft: [klager] datum: 11 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, advocaat te Den Haag, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 augustus 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam is klagers raadsvrouw mr M.T. Wernsen, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De
inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 juni 2009, betreft onvoldoende medische zorg na neuscorrectie en verwonding van de neuspunt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager is geopereerd aan zijn neus in verband met scheefstand en dient ten gevolge hiervan elke week voor controle te komen bij de KNO-arts van het Westeindeziekenhuis in Den Haag. Klager heeft dit
aangegeven aan de medische dienst, maar zij reageren hier niet op. Hij heeft slechts de beschikking gekregen over pleisters. Tevens zit er geen schot in de behandeling van zijn kwetsuur aan zijn neus waarvoor klager eveneens in behandeling was bij [dr.
A] van het Westeindeziekenhuis. Klager geeft toe dat hij zijn afspraken niet erg consequent is nagekomen, maar hij heeft het er niet allemaal bij laten zitten. Nu klager langdurig in detentie dient te verblijven, is een adequate medische behandeling
zonder meer noodzakelijk. Begin september 2009 verbleef klager in het penitentiair ziekenhuis, maar hij is door miscommunicatie onverrichterzake teruggestuurd naar de inrichting. De KNO-arts deelde mede dat de operatie met betrekking tot het kraakbeen
en het rechtzetten van de neus tegelijkertijd met de huidtransplantatie diende plaats te vinden. Klager dient nu te wachten op een nieuwe opnamemogelijkheid.
Klager verzoekt om aanhouding van de behandeling van het beroep teneinde hem alsnog in de gelegenheid te stellen zijn beroep mondeling toe te lichten.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Er is informatie opgevraagd bij de huisarts en het Westeindeziekenhuis. De poli KNO van het Westeindeziekenhuis deelde mee dat klager niet recent is gezien en zeker niet wekelijks door dr. [A]
wordt gezien. Per brief van 24 april 2008 deelt dr [A] mee dat klager in het penitentiair ziekenhuis behandeld zou kunnen worden. Klager staat op een wachtlijst. Er is geen indicatie dat klager voorrang zou moeten krijgen voor een behandeling. Ten
aanzien van het neuspuntje heeft de inrichtingsarts geen informatie ontvangen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager de behandeling van het beroep aan te houden af. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking de schriftelijke verklaring van klager van
29
oktober 2009 waarin hij afziet om te worden gehoord. De namens klager aangevoerde reden dat hij niet één dag van tevoren is geïnformeerd over de zitting, kan niet slagen. Klager is reeds per brief van 8 oktober 2009 door het secretariaat van de Raad
geïnformeerd over de datum en tijdstip van de zitting.
Klager heeft per brief van 19 juni 2009 de Medisch Adviseur verzocht om bemiddeling. Dit betekent dat voor de beroepscommissie ter beoordeling staat het medisch handelen van de inrichtingsarts tot aan deze datum. Uit het medisch dossier komt naar voren
dat op 9 juni 2009 een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Klager heeft meegedeeld dat hij vanwege een trauma aan zijn neus regelmatig voor controle naar het ziekenhuis moet. De medische dienst heeft diezelfde dag navraag gedaan bij de KNO poli van het
Westeindeziekenhuis en verzocht om alle relevante informatie. Tevens is informatie opgevraagd bij de huisarts van klager. De volgende dag is klager gezien door de inrichtingsarts en is wederom contact opgenomen met de KNO poli van het
Westeindeziekenhuis. Klager is volgens de assistent van de KNO-arts, dr Verschuur, recent niet geweest en komt zeker niet wekelijks bij hem. De huisarts van klager heeft aangegeven klager na 2006 niet meer te hebben gezien. De informatie van het
Westeindeziekenhuis (MCH) is op 18 juni 2009 binnengekomen, waarna klager is opgeroepen voor het spreekuur van 26 juni 2009.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2009
secretaris voorzitter