Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1443/GA, 9 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 09/1443/GA

betreft: [klager] datum: 9 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2009 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering een geprivilegieerd telefoongesprek te mogen voeren met zijn raadsman.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Artikel 39, vierde lid, Pbw geeft aan dat er een noodzaak moet zijn voor het voeren van een geprivilegieerd gesprek. De in de huisregels opgenomen bepaling dat een geprivilegieerd gesprek slechts eenmaal per week mag is daarmee strijdig. De noodzaak
was
aanwezig, want klager wilde beklag indienen. Naar de inhoud van het te voeren gesprek mag niet gevraagd worden. De aard van de zaak brengt met zich dat dit in geen geval opgenomen of afgeluisterd mag worden.
Het tegenover beklagcommissie gevoerde verweer dat klager een aanvraagformulier had moeten gebruiken gaat niet op, dit formulier is pas nadien ingevoerd. De p.i.w.-er heeft het gesprek geweigerd omdat klager eerder die dag al gebeld had, niet omdat de
noodzaak niet zou zijn aangegeven. Dat een gedetineerde precies moet aangeven waarom hij een raadsman wil bellen, in welke zaak en waar het dan over gaat is in strijd met de privacy van de gedetineerde en ondermijnt het vertrouwelijk karakter van het
contact tussen gedetineerde en advocaat.
Klager had, nu voor het instellen van beklag de termijn beperkt is, niet de mogelijkheid zijn gesprek uit te stellen.

Klager heeft hieraan nog toegevoegd dat hij een verzoekbriefje had ingeleverd voor het voeren van twee geprivilegieerde gesprekken. Daar is niet op gereageerd. De p.i.w.-er gaf na overleg met het afdelingshoofd aan dat klager éénmaal geprivilegieerd en
verder gewoon mocht bellen. Er waren op dat moment nog geen speciale verzoekbriefjes.
Klager heeft twee advocaten die verschillende zaken voor hem behartigen. ’s Ochtends had hij met zijn raadsvrouw over een specifieke zaak gebeld, die middag ging het om het indienen van beklagzaken en een verzoek om schorsing in verband met een
arbeidskwestie.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De wet bevat de vereisten van noodzaak en gelegenheid. Het vereiste van noodzaak brengt mee dat klager enige opheldering geeft over de redenen
voor contact met de advocaat. Klager kan aangeven dat hij contact wenst om te bezien of hij beklag wil doen of een verzoek tot schorsing wil indienen. Het is niet in strijd met het vertrouwelijk karakter van het contact tussen advocaat en cliënt om
dergelijke informatie aan het personeel te geven. Immers, zodra beklag en/of een verzoek tot schorsing wordt gedaan, zal het personeel daarvan op de hoogte geraken, omdat ze in het kader van dat beklag en/of schorsingsverzoek inlichtingen dienen te
verstrekken. De noodzaak wordt overigens in het algemeen ook beoordeeld in het licht van de omstandigheid dat een gedetineerde steeds in de gelegenheid is om een advocaat schriftelijk te benaderen met het verzoek tot een persoonlijk onderhoud. In het
onderhavige geval is naar de mening van de unit-directeur de noodzaak van een tweede contact met een (andere) advocaat niet gebleken, mede in het licht van de omstandigheid dat er die dag nog wel gelegenheid was de advocaat te bellen. Daarbij was dan
wel geen vertrouwelijkheid gegarandeerd, maar klager had de gelegenheid om de advocaat uit te nodigen voor een persoonlijk onderhoud. Tenslotte wijst de unit-directeur erop dat formulieren voor de aanvraag van een geprivilegieerd telefoongesprek sedert
november 2008 op alle afdelingen beschikbaar waren.

3. De beoordeling
Artikel 39, vierde lid, van de Pbw, luidt: ” De gedetineerde wordt in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Op deze
gesprekken wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instantie met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.”

Klager stelt dat hij om twee geprivilegieerde telefoongesprekken als bedoeld in het vierde lid van voormeld artikel 39 van de Pbw heeft verzocht, waarbij één gesprek is toegestaan en het andere is afgewezen.
Vooropgesteld moet worden dat, wanneer een gedetineerde aangeeft dat hij met zijn advocaat wil bellen, hij in beginsel daartoe in de gelegenheid moet worden gesteld, ongeacht om wat voor zaak het gaat.
In het midden kan blijven of klager gebruik diende te maken van een formulier voor de aanvraag van een geprivilegieerd telefooncontact met een advocaat. Immers het is voldoende duidelijk dat klager een verzoek heeft gedaan tot het voeren van twee
gesprekken en slechts mondjesmaat bereid bleek de noodzaak van de gesprekken toe te lichten.
In een geval waarin een gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld tot geprivilegieerd contact met een advocaat, maar een vrijwel gelijktijdig contact met een andere advocaat wordt geweigerd, zijn de volgende omstandigheden van betekenis. Van een
gedetineerde kan gevergd worden dat hij bijzondere redenen opgeeft voor een tweede contact met een andere advocaat. Dat geldt te meer indien hij in de gelegenheid wordt gesteld met die andere advocaat te bellen tijdens het reguliere belmoment.
Vertrouwelijkheid van dat contact is niet gegarandeerd, omdat controle op dat gesprek feitelijk niet is uitgesloten. De gedetineerde kan hier echter rekening mee houden door telefonisch slechts aan te geven dat hij een vertrouwelijk persoonlijk
onderhoud met de advocaat wenst.

Gelet op vorenstaande kon de directeur in redelijkheid beslissen het verzoek om een tweede geprivilegieerd telefoongesprek te mogen voeren, af te wijzen. Het beklag is daarom ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven