Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2992/GV, 8 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2992/GV

betreft: [klager] datum: 8 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Weehuizen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 oktober 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft thans in voorlopige hechtenis naar aanleiding van de behandeling van het hoger beroep in een tegen klager aanhangig gemaakte strafzaak. Klager kan zich niet verenigen met de
afwijzing van het verzoek om strafonderbreking. Zijn vader lijdt aan ernstig hartfalen en heeft al meerdere malen een hartinfarct gehad. Zijn vader is bedlegerig en kan zich niet verplaatsen. Klager heeft zijn vader niet meer gezien sinds de aanvang
van
de voorlopige hechtenis. Klagers vader lijdt daarnaast aan een longziekte. De moeder van klager is in verband met ernstige medische klachten nauwelijks in staat om klagers vader te verzorgen. Daarnaast geldt dat klagers gezin als gevolg van zijn
afwezigheid in een zeer moeilijke situatie is gekomen. Ook klagers partner heeft gezondheidsklachten. Hierdoor staat de opvoeding van hun zoon onder druk. Een ander wordt bevestigd door het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. Klagers ouders en zijn partner
hebben een machtiging afgegeven om het Bureau Individuele Medische Adviezen in staat te stellen de medische gegevens op te vragen. Klager is van mening dat in zijn geval niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof dan strafonderbreking. In
dit geval dienen klagers persoonlijke belangen zwaarder te wegen dan het algemeen maatschappelijk belang.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn vrouw te kunnen verzorgen omdat zij een hernia heeft. De Staatssecretaris heeft de Medisch Adviseur om advies verzocht en uit dat advies kwam naar voren dat er geen medische noodzaak bestaat voor een
strafonderbreking. Uit het schrijven van het Bureau Jeugdzorg komt naar voren dat verzoeker als opvoeder in het gezin wordt gemist. Dit betreft geen medisch probleem en de Staatssecretaris ziet geen noodzaak om voor die omstandigheid strafonderbreking
te verlenen. Los van dit alles geldt daarnaast nog dat klager niet in aanmerking kan komen voor een strafonderbreking. Verzoeker is (nog) niet afgestraft en verblijft daarom formeel nog in voorlopige hechtenis. Weliswaar komt hij in aanmerking voor een
plaatsing in een gevangenis maar niet voor een strafonderbreking. De Staatssecretaris heeft dit bij de beslissing op het verzoek niet meegewogen maar acht dit thans wel een reden om het beroep ongegrond te verklaren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de PI Tilburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Medisch Adviseur heeft aangegeven naar aanleiding van ingewonnen informatie geen indicatie aanwezig te achten voor het toekennen van een strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg (onder meer) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek, wegens het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en mishandeling. Klager heeft tegen die veroordeling hoger beroep in gesteld en bevindt
zich thans in voorlopige hechtenis. De (fictieve) v.i.-datum valt op of omstreeks 13 mei 2010.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling (hierna: de Regeling) tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. In artikel 1, aanhef en onder q, van de Regeling wordt aangegeven dat onder strafonderbreking wordt verstaan: opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf als bedoeld in de artikelen 34 tot en met 40 van de
Regeling.

Gelet op het bovenstaande dient allereerst te worden beoordeeld of klager voor strafonderbreking in aanmerking kan komen. Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder s, van de Pbw wordt onder vrijheidsstraf verstaan: gevangenisstraf,
(vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. Voorlopige hechtenis valt, volgens het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder t, van de Pbw, onder de vrijheidsbenemende maatregelen.
Noch uit de toelichting op de Regeling, noch uit artikel 570b van het Wetboek van Strafvordering, waarop de strafonderbreking is gebaseerd, komt naar voren dat de Minister bedoeld heeft niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden in aanmerking te
laten komen voor een strafonderbreking. In voorkomende situaties is schorsing van de voorlopige hechtenis de aangewezen procedure. Gelet op het vorenstaande kan klager niet in aanmerking komen voor toekenning van het verzoek om strafonderbreking.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven