nummer: 09/1852/GA
betreft: [klager] datum: 29 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Het Veer te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2009, gehouden in De Schie te Rotterdam, is klager gehoord. Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], unit-directeur bij
voormelde locatie, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het ten onrechte toedienen van dwangmedicatie.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft geen contact gehad met een psychiater. Enkele dagen voor de toediening van de dwangmedicatie heeft hij wel een psycholoog gezien. Een bewaker die deel uitmaakte van een speciaal team heeft de dwangmedicatie toegediend. Er was geen
verpleegkundige bij aanwezig. Er is rondom het toedienen van de dwangmedicatie geen enkele medicus bij klager geweest. De laatste keer dat klager een arts heeft gezien was zeker twee weken voor toediening van de dwangmedicatie. De psychiater is
telefonisch benaderd.
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de aanloop naar de dwangmedicatie is klager gezien door diverse behandelaars op 28 januari 2009 en op 2, 4, 6, 12 en 24 februari 2009. Dit was door een psycholoog en een psychiater in opleiding. Op 4, 13 en 24 februari 2009 is klager gezien door de
psychiater van de foba, samen met de psycholoog en de psychiater in opleiding. Op 24 februari 2009 is de dwangmedicatie toegediend.
De doodsbedreigingen, één van de aanleidingen tot dwangmedicatie, bestonden eruit dat klager op de dag van de dwangmedicatie tegen de psychiater in opleiding heeft gezegd zichzelf en anderen van het leven te gaan beroven. Gevraagd naar welke anderen
vraagt klager hoeveel familieleden de behandelaar heeft. Hieraan voorafgaand heeft klager in het gesprek al aan de familie van de behandelaar gerefereerd.
Ook hieraan voorafgaand zijn er al diverse incidenten geweest en is klager een individueel programma aangeboden, dat niet tot gedragsverandering heeft geleid.
De toediening geschiedt door de verpleegkundige, nadat de arts de toediening heeft aangezegd. Daarbij is ook zes man personeel aanwezig.
De unit-directeur erkent dat de beslissing tot toepassing van dwangmedicatie te laat is uitgereikt.
3. De beoordeling
artikel32, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur een gedetineerde kan verplichten te gedogen dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt
noodzakelijk
is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de gedetineerde of van anderen.
In de artikelen 21 tot en met 23 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn nadere regels gesteld omtrent de toepassing van een gedwongen geneeskundige behandeling.
artikel57, eerste lid aanhef en onder f, van de Pbw en artikel 58, eerste lid, van de Pbw, waarin de hoor- en mededelingsplicht zijn geregeld, zijn van toepassing.
Uit de beschikking die betrekking heeft op het toedienen van dwangmedicatie aan klager op 24 februari 2009 blijkt niet dat klager overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, eerste lid aanhef en onder f, van de Pbw is gehoord voordat de beslissing is
genomen om hem dwangmedicatie toe te dienen.
Voorts blijkt uit de beschikking van 24 februari 2009 dat deze in strijd met artikel 58, eerste lid, van de Pbw twee dagen later aan hem is uitgereikt. Derhalve staat vast dat deze beschikking niet tijdig aan klager is uitgereikt.
Uit het bovenstaande volgt dat er sprake is van gebreken die tot gegrondheid van het beroep en het beklag dienen te leiden. Dit laat onverlet dat er voldoende aanleiding was om dwangmedicatie toe te passen. De beroepscommissie benadrukt echter dat
juist
bij het toedienen van dwangmedicatie het naleven van voorschriften van het grootste belang is, omdat het hierbij gaat om een verstrekkende ingreep in de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de gedetineerde.
De beroepscommissie kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 15,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 oktober 2009
secretaris voorzitter