Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2219/GB, 24 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2219/GB

Betreft: [klager] datum: 24 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Bont, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 augustus 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een basis-penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager onderging een gevangenisstraf van 450 dagen met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 3 november 2008 en is op 10 augustus 2009 geëindigd.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ziet niet in waarom een behandeling bij de PsyQ in de weg zou staan aan deelname aan het basis-p.p. Telefonische navraag bij het Penitentiair Coördinatie en Trainingscentrum te Breda heeft dit bevestigd. Tevens is in het selectieadvies voor het
basis-p.p. geen bezwaar geuit tegen deelname aan de behandeling bij PsyQ en heeft men positief geadviseerd. De bestreden beslissing is volgens klager onvoldoende gemotiveerd, alsmede onredelijk en onbillijk nu niet is aangegeven waarom een behandeling
niet mogelijk zou zijn binnen het basis-p.p. De selectiefunctionaris blijft merkwaardig genoeg bij het standpunt dat klager niet zou kunnen werken. Nogmaals wordt benadrukt dat klager kon en wilde werken en dat ook zeer duidelijk heeft aangegeven. Dat
hij in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Marstal te Zeeland niet kon werken had te maken met de grote belasting van zijn overige programma. Ten aanzien van het feit dat klager een glad en berekenend persoon zou zijn, valt op te merken
dat de directeur van de z.b.b.i. De Marstal klaarblijkelijk geen bezwaar heeft gezien en positief heeft geadviseerd, terwijl de selectiefunctionaris zijn oordeel baseert op hetzelfde selectieadvies. De selectiefunctionaris acht de Pinkstergemeente een
onzuivere werkgever en beroept zich hierbij op art. 6 van de Erkenningsregeling penitentiair programma. Zowel de tekst van de Erkenningsregeling als de toelichting daarop maken duidelijk dat de betrouwbaarheid wordt getoetst door de directeur of de
reclassering. Deze hebben beiden positief geadviseerd en geen bezwaren geuit tegen het werken bij de Pinkstergemeente. In de toelichting van de Erkenningsregeling p.p. is opgenomen dat toetsing kan bestaan uit het afleggen van een bezoek aan de
desbetreffende organisatie, het raadplegen van de politieregisters door de directeur van een penitentiaire inrichting of het raadplegen van bedrijfsdocumenten. Niet blijkt dat de selectiefunctionaris zulks heeft gedaan, terwijl zo’n toetsing ook niet
aan hem is. Klager heeft vanwege de reisafstand tussen de z.b.b.i. De Marstal en de plaats waar hij het Obesitas programma dient te volgen een auto aangeschaft. Daarnaast heeft hij die auto aangeschaft zodat hij vanuit de z.b.b.i. De Marstal naar het
sportcentrum kan reizen om daar onder meer door te zwemmen te werken aan zijn gewicht. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen. Bij het bepalen van de hoogte van een eventuele tegemoetkoming vraagt klager
rekening te houden met de beperking van de vrijheid van klager. Ook vraagt hij rekening te houden met het feit dat de kans op een geslaagde resocialisatie sterk bemoeilijkt is. Ook heeft klager te kampen met een aanzienlijke mate van stress hetgeen
zijn
gezondheidstoestand niet ten goede is gekomen. Klager heeft 2,5 maand een WAO-uitkering misgelopen omdat hij niet heeft kunnen deelnemen aan een p.p. en klager heeft 2,5 maand extra zijn huur moeten doorbetalen zonder huurgenot.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden die vooraf met hem zijn overeengekomen voor de plaatsing in de z.b.b.i. De Marstal. Daarnaast heeft klager in de z.b.b.i. De Marstal een andere kant van zijn functioneren laten zien dat beduidend
negatiever was dan in de Gevangenis Veenhuizen. Klager zou eerst in de z.b.b.i. Haaglanden te Den Haag worden geplaatst. Gezien klagers fysieke omvang kon die kamer daar niet aangepast worden. De dichtstbijzijnde mogelijkheid om klager in een z.b.b.i.-
regime te plaatsen was in de z.b.b.i. De Marstal. De plaatsing zou alleen mogelijk zijn als klager zelfstandig drie dagen naar de therapie in Den Haag ging en de overige twee dagen ging werken. Na de plaatsing weigerde klager om te gaan werken en moest
hij steeds gebracht en gehaald worden naar de bushalte. Klager laat het personeel van de z.b.b.i. De Marstal weten dat hij niet 20 minuten kan lopen en niet kan werken in verband met zijn lichaamsomvang en dat hij ook nooit gewerkt heeft in de
Gevangenis Veenhuizen. Medisch gezien was er geen indicatie om niet te kunnen lopen en niet te kunnen werken. Een basis-p.p. is een vastomlijnd programma dat een deelnemer dient te volgen, waarin geen andere dagactiviteiten passen, zoals bij klager die
een aantal dagen een therapie volgde voor eetstoornissen.

4. De beoordeling
4.1. In art. 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De beroepscommissie stelt voorop dat de selectiefunctionaris een eigen afweging heeft te maken omtrent klagers geschiktheid voor deelname aan een p.p.
In dit geval is met name van belang artikel7, derde lid aanhef sub b en f, van de Pm.
Volgens de selectiefunctionaris heeft klager zich niet gehouden aan de voorwaarden die vooraf met hem zijn overeengekomen voor plaatsing in de z.b.b.i. De Marstal. Plaatsing aldaar was alleen mogelijk als klager zelfstandig drie dagen naar de therapie
in Den Haag zou gaan en de overige twee dagen zou gaan werken.
De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing gebaseerd op het gestelde onder het kopje ‘functioneren in de inrichting’ in het selectieadvies van de z.b.b.i. De Marstal van 2 juni 2009. Daaruit blijkt dat klager, ondanks dat hij volgens de Gevangenis
Veenhuizen had aangegeven dit geen probleem te vinden, niet in staat is om twintig minuten naar de bushalte te lopen. Door de inrichtingsarts van de Gevangenis Veenhuizen was aangegeven dat daartegen medisch gezien geen bezwaren waren.
Voorts is klager door zijn behandeling voor zijn obesitas bij PsyQ in Den Haag niet in de mogelijkheid om in het kader van het p.p. dagelijks in de inrichting of bij een werkgever van de inrichting te werken. Klager geeft aan dat hij, in tegenstelling
tot de berichten van de vorige inrichting, goed heeft aangegeven dat hij in verband met zijn lichaamsomvang niet kan werken en dat hij daar ook niet gewerkt heeft. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht de selectiefunctionaris in dit geval het
gestelde in het selectieadvies van de z.b.b.i. De Marstal zwaarder laten wegen dan het positieve advies van de inrichting om deel te nemen aan het basis-p.p.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de onder 3.2 genoemde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en bij afweging van de belangen en omstandigheden van het geval niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 24 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven