nummer: 09/1872/GA
betreft: [klager] datum: 26 november 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie De Dordtse Poorten te Dordrecht,
gericht tegen een uitspraak van 1 juli 2009 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 oktober 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J.Y. Taekema, en [...], unit-directeur van de locatie De Dordtse Poorten.
De directeur heeft zijn standpunt schriftelijk nader onderbouwd. Een afschrift daarvan is verstuurd naar klager en diens raadsman.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten voor de duur van zeven dagen wegens het geven van adviezen op psychisch en juridisch gebied aan medegedetineerden, daar deze adviezen contraproductief werken voor de –
in
veel gevallen – zwakke gedetineerden. Klager is een individueel programma aangeboden.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft contra-productieve adviezen gegeven. Klagers advies was precies tegenovergesteld aan het advies van de inrichtingpsycholoog. Een medegedetineerde werd bijvoorbeeld klaargemaakt voor het Penitentiair selectiecentrum. Na het advies van
klager, wilde de betreffende medegedetineerde niet meer meewerken aan een onderzoek door het Penitentiair selectiecentrum. De directeur heeft klager gesproken over de adviezen. Klager heeft toegezegd dat hij geen psychologische en juridische adviezen
zou geven. Hij heeft dat toch gedaan. De inrichtingspsycholoog heeft in het verslagleggingssysteem een aantekening gemaakt van klagers beïnvloeding. Medegedetineerden hebben aangegeven niet meer mee te willen werken naar aanleiding van klagers advies.
Zodra een behandeltraject wordt verstoord, is het moeilijk dat weer op te pakken. Het vertrouwen is dan weg. De veiligheid, orde en rust in de inrichting is hiermee verstoord.
Schriftelijk wordt inhoudelijk verwezen naar een gedragsrapportage over de periode 29 januari 2009 tot en met 11 juni 2009.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gaf medegedetineerden eenvoudige adviezen. Hij legde uit wat een bepaald soort onderzoek inhoudt, verwees naar het Bajesboek en hielp soms met het schrijven van eenvoudige brieven. Klager zit nog altijd op de bijzondere zorgafdeling (b.z.a.).
Het
klopt dat de medegedetineerden zijn te beïnvloeden, maar zij durven soms ook niet door te vragen naar hoe iets zit of werkt. Klager heeft bedankbriefjes gehad van ex-gedetineerden. Klager beaamt dat de directeur een gesprek met hem heeft gehad over de
gegeven adviezen. Sinds dat gesprek heeft klager de bedoelde adviezen ook niet meer gegeven. Bovendien is slechts sprake van een advies. Klager is niet verantwoordelijk voor andermans keuzes. Schriftelijk is aangevoerd dat klager als gevolg van de
rapportage geen verlof heeft gekregen en dat aan hem nog een tweede ordemaatregel is opgelegd voor de duur van twee weken. Daartegen heeft klager beklag ingediend, maar het dossier is kwijtgeraakt na een celinspectie.
Hier wordt een grondrecht beperkt, namelijk die van vrijheid van meningsuiting. Er is geen sprake van opruiend, beledigend c.q. bedreigend gedrag. Beperking van een grondrecht kan alleen door een formele wet. De Pbw dient restrictief te worden
geïnterpreteerd. Als de inrichtingspsycholoog klager lastig vindt, dan had klager overgeplaatst moeten worden naar een afdeling waar gedetineerden niet makkelijk zijn te beïnvloeden. Klager heeft recht op een schadeloosstelling. Voorts is schriftelijk
aangegeven dat in de ‘gedragsrapportage Tulp’ geen concreet geval staat vermeld waarin klager zich intensief (ongevraagd) bemoeit met de zaken van anderen. Dat klager zich uitgeeft voor psycholoog wordt gesteld, maar niet gestaafd. Er lijkt vooral
sprake van roddel en achterklap. Zo moet klager extra in de gaten gehouden worden om een zaak tegen hem op te bouwen. Vooral klagers beweerde pedoseksualiteit lijkt irritatie te wekken bij het personeel en wellicht bij een enkele medegedetineerde.
3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie stelt vast dat klager geen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie voor zover aan hem geen tegemoetkoming is toegekend. Voornoemd verzoek zal
dan
ook buiten beschouwing worden gelaten.
De beroepscommissie begrijpt dat de directeur de maatregel heeft opgelegd omdat deze in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is
geweest. Ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a van de Pbw, kan een directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten. In de Memorie van toelichting op voornoemd art. is vermeld dat afzondering op grond van artikel
23,
eerste lid sub a van de Pbw, een uiterste maatregel is, die pas in aanmerking komt indien niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden volstaan. In principe kan een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten ook in het
onderhavige
geval worden opgelegd. Immers, klager is in een gesprek met de directeur gewaarschuwd omtrent zijn uitlatingen.
Uit de gedragsrapportage volgt dat op 29 januari 2009, 8 april 2009 en 21 april 2009 aantekeningen zijn gemaakt omtrent klager. Na een intern overleg op 7 mei 2009 is aan klager een ordemaatregel opgelegd omdat klager – ondanks (een) waarschuwing(en)
daartoe – adviezen heeft gegeven aan medegedetineerden die verwarring en ontregeling teweeg hebben gebracht. Voor de beroepscommissie is voldoende gebleken dat klager weliswaar (ongevraagd) adviezen heeft gegeven, maar niet voldoende is gebleken dat de
adviezen van dien aard zijn geweest, dat de inrichtingspsycholoog daardoor in zijn werk is gehinderd c.q. dat de begeleiding van medegedetineerden in het gedrang is gekomen. Een situatie als bedoeld in artikel 23, eerste lid onder a van de Pbw, is in
casu niet aan de orde geweest. De beslissing om een ordemaatregel op te leggen dient daarom – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M.M. Boone en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 november 2009
secretaris voorzitter