Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1370/TA, 12 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1370/TA

betreft: [klager] datum: 12 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van de inrichting, [...], juridisch medewerker. Tevens was aanwezig [...], advocaatstagiaire.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft afdelingsarrest.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens klager heeft hij niets met drugshandel te maken gehad, hoewel vijf mensen zijn naam hadden genoemd. Klager heeft wel ooit eerder aan handel in drugs meegewerkt. Klager heeft gedurende het afdelingsarrest aan geen enkele activiteit mogen
deelnemen. Klager mocht niet in de Wanne gaan zitten met medepatiënten die een ‘naam’ hadden.
De urinecontrole van klager was positief en er is een contra-expertise aangevraagd. De inrichting heeft klager het voordeel van de twijfel gegeven en hem geen maatregel opgelegd. De contra-expertise is niet uitgevoerd en klager mocht zijn keycard
behouden. Pas later werd klager de maatregel van afdelingsarrest opgelegd, omdat medepatiënten zijn naam hadden genoemd als leverancier van softdrugs. In de kennisgeving wordt niet verwezen naar de positieve urinecontrole, maar in de schriftelijke
reactie van de inrichting wordt daarin ineens wel naar verwezen. Vervolgens meent de beklagrechter dat de positieve urinecontrole op zichzelf al de maatregel rechtvaardigde. De maatregel is echter niet opgelegd op grond van een positieve urinecontrole
en had ook niet op deze grond opgelegd mogen worden.
De verdenking van klagers betrokkenheid bij de handel in drugs komt slechts voort uit geruchten. De inrichting heeft nooit nader onderzoek gedaan naar de beweerde ‘handel en wandel’ van klager. Het afdelingsarrest van 9 september 2008 heeft bijna een
maand geduurd. Nu de inrichting geen nader onderzoek heeft gedaan is de duur van de maatregel disproportioneel.

Namens de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn op verschillende afdelingen drugs, alcohol en verboden voorwerpen gevonden. Door een aantal patiënten werd klagers naam genoemd. Het afdelingsarrest is wekelijks getoetst. Op 16 september 2009 is besloten dat eerst een behandelinhoudelijk
gesprek met klager zou moeten plaatsvinden, alvorens het afdelingsarrest kon worden opgeheven. Het heeft echtere enige tijd geduurd voordat er met klager gesproeken is. Op 9 oktober 2008 is in een gesprek aan de orde gekomen dat er te weinig bewijs was
dat klager in drugs zou hebben gehandeld en is de maatregel opgeheven. De maatregel had eerder kunnen worden opgeheven. In de tussentijd heeft een grootschalig onderzoek plaatsgevonden. Er zijn veel verboden spullen gevonden.

3. De beoordeling
Op grond van art. 57, eerste lid, Bvt staat beklag open tegen een beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in art. 33 Bvt nadat deze beperking een week geduurd heeft. Daarbij wordt, op grond van art. 57, vierde lid, Bvt de dag waarop de
beslissing
tot afdelingsarrest is genomen buiten beschouwing gelaten. Het afdelingarrest is op 9 september 2008 opgelegd en het klaagschrift is op 19 september 2008 bij de beklagcommissie ingekomen. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.
Uit de kennisgeving beklagwaardige maatregel volgt dat klager is gehoord. Deze kennisgeving is op ambtseed opgemaakt door een personeelslid en derhalve kan ervan worden uitgegaan dat de hoorplicht ex art. 53, eerste lid, onder b, Bvt is nageleefd.

Ter zitting is namens de inrichting aangegeven dat op 16 september 2008 is besloten dat eerst een behandelinhoudelijk gesprek zou moeten plaatsvinden alvorens klagers afdelingsarrest kon worden opgeheven. Pas op 9 oktober 2008 heeft dit gesprek
plaatsgevonden en is de maatregel vervolgens opgeheven.
De beroepscommissie is van oordeel dat het afdelingsarrest te lang heeft geduurd.
Zij zal het beroep gegrond verklaren voor zover het afdelingsarrest langer heeft geduurd dan veertien dagen.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe en zij kent klager terzake een tegemoetkoming toe van € 64,= (16 dagen à € 4,= per dag).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond, voor zover het afdelingsarrest langer heeft geduurd dan veertien dagen.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 64,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven