Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2178/GA, 3 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2178/GA

betreft: [klager] datum: 3 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2009 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2009, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn klagers raadsman, mr. J.A.B.H.M. Willemsen, en [...], unitdirecteur bij voormelde b.b.i., gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde straf en volhardt in zijn standpunt zoals gegeven tijdens het rogatoire verhoor. Klagers raadsman heeft niet de gelegenheid gehad om de motivering van de beklagcommissie te bespreken met klager.
Volgens de directeur zou klager een stoel hebben willen gooien naar een medegedetineerde. Klager ontkent dit niet maar er was in klagers ogen sprake van zelfverdediging. Er was sprake van een eerder incident. Klager wilde daarna de gemeenschappelijke
ruimte verlaten om het eerste incident te melden aan het personeel. Vervolgens kwam de betreffende medegedetineerde op klager samen met twee of drie medegedetineerden af om hem de doortocht te beletten. Daarop heeft klager, ter zelfverdediging, met de
stoel gegooid. Klager vindt dat de directeur geen rekening heeft gehouden met die aangevoerde zelfverdediging. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Dat kan ook worden
geconcludeerd uit hetgeen de selectiefunctionaris in die zaak heeft beslist: hij heeft klager weer overgeplaatst naar een beperkt beveiligde inrichting omdat klager, in de ogen van de selectiefunctionaris, niet verantwoordelijk was voor de
vechtpartij.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het terzake opgemaakte verslag geeft duidelijk weer wat er is gebeurd. Voor de medewerkers kwam op grond van de video-opname vast te staan dat klager met een stoel heeft ingeslagen op een medegedetineerde. Klagers beroep op zelfverdediging is voor de
directeur niet aannemelijk. De beide incidenten gebeurden met een tussenpoos van ongeveer tien minuten. Klager had in de tussentijd alle tijd om naar het dienstdoende personeel te gaan. Dat heeft hij toen niet gedaan. Voor de directeur is vast komen te
staan dat klager in de tweede fase de agressor was. Hetgeen de selectiefunctionaris daarover heeft opgemerkt, die aan klager het voordeel van de twijfel heeft gegeven, doet daaraan voor de directeur niet af. Uit de afbeeldingen kan niet zonder meer
worden afgeleid of klager de ruimte wilde verlaten in de richting van de personeelsruimte. De directeur acht het evenwel onwaarschijnlijk dat klager pas na tien minuten in de richting van de personeelsruimte wilde gaan. Om het personeel te benaderen
moest hij die gezamenlijke ruimte wel verlaten, in die ruimte is geen alarmbel of intercom.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager een medegedetineerde met een stoel te lijf is gegaan. Dat levert een strafwaardige handeling op, die de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige rechtvaardigt.

Klager heeft aangevoerd dat die handeling niet strafwaardig is, nu hij uit zelfverdediging heeft gehandeld.
Dat beroep op zelfverdediging acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. Wel aannemelijk is dat het conflict tussen klager en die medegedetineerde uit twee fasen heeft bestaan, waarbij klager tijdens de eerste fase de verweerder was. Uit
hetgeen ter zitting naar voren is gebracht wordt evenwel voldoende aannemelijk dat klager tijdens de tweede fase de confrontatie met die medegedetineerde zelf heeft opgezocht. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat, in het licht van het
tijdsverloop tussen de eerste en tweede fase, te weten ongeveer tien minuten, klager de gelegenheid moet hebben gehad zich na afloop van de eerste fase aan een verdere voortduring van het conflict te onttrekken door de ruimte te verlaten. Wat klager
over de tweede fase heeft gesteld acht de beroepscommissie niet aannemelijk. Het beroep op zelfverdediging faalt dus.
De bestreden beslissing van de directeur is daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk en het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven