Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2639/GV, 3 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2639/GV

betreft: [klager] datum: 3 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Jonge Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 september 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Op geen enkele wijze onderbouwt het OM waardoor de maatschappelijke onrust bij verlofverlening zou ontstaan. Bovendien komen de medeverdachten van
klager
wel in aanmerking voor verlof. Zij zijn sinds enkele maanden overgeplaatst naar een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Alle verdachten zijn in eerste aanleg veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en ook bij hen zijn lange
gevangenisstraffen opgelegd. Het gerechtshof heeft eerder de voorlopige hechtenis geschorst voor de duur van vijf dagen vanwege het overlijden van klagers moeder. Klager heeft zich keurig aan de gestelde voorwaarden gehouden en is op tijd teruggekeerd.
De tijdelijke vrijlating heeft niet tot enig maatschappelijke onrust geleid. Klager wil met verlof om samen met zijn vader, die dan naar Nederland kan komen, het verlies van zijn moeder te verwerken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld wegens skimming. Het OM heeft negatief geadviseerd omdat klager lid is van een criminele organisatie, men maatschappelijke onrust
verwacht
en vluchtgevaar aanwezig acht. De voorlopige hechtenis is eerder geschorst na betaling van een borg van € 10.000,= zodat klager aanwezig kon zijn bij een begrafenis in Roemenië. Klager is hiervan teruggekeerd. Wat betreft het opgegeven verlofadres is
gebleken dat de bewoonster klager persoonlijk niet kent en ook niet op de hoogte was van de delicten waarvan hij wordt verdacht. Het verlenen van een verlofadres werd gezien als een vriendendienst aan een andere gedetineerde. Aangezien er geen band
bestaat is het onduidelijk hoe dit verlof zal verlopen. Klager gebruikt een onbekende als verlofadres, waardoor een reële kans op vluchtgevaar aanwezig is.
Vanwege de skimmingzaak zijn enkele Roemenen opgepakt. Het OM geeft echter verschillende argumenten betreffende de groep mannen. Zo kan er verschil zijn in het wel of niet toekennen van verlof. De rol van klager heeft het OM aanleiding gegeven negatief
te adviseren vanwege lidmaatschap van een criminele organisatie, vluchtgevaar en maatschappelijke onrust. Een vergelijking met anderen in de groep is niet te maken. Gezien het negatieve advies van het OM, dat een zwaarwegend karakter kent, is de
verlofaanvraag afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd. De politie te Groningen heeft zich onthouden van een
advies.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden met aftrek, wegens computervredebreuk en deelname aan een criminele organisatie. De fictieve einddatum van klagers detentie is op 20 augustus 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt het verlof geweigerd in geval van onder meer vluchtgevaar, risico van maatschappelijke onrust en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. De Staatssecretaris heeft
klagers verlofaanvraag afgewezen onder verwijzing naar bovengenoemde afwijzingsgronden en klagers lidmaatschap van een criminele organisatie. Klager verwijst echter naar enkele medeverdachten in zijn strafzaak aan wie wel verlof is toegekend. De
beroepscommissie is van oordeel dat dit beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende zwaar weegt nu aan de beslissing omtrent verlofverlening diverse, veelal persoonlijke factoren ten grondslag liggen en ook de regimaire omstandigheden (medeverdachten
in een beperkt beveiligde inrichting) kunnen verschillen.
Wat betreft het vluchtgevaar wijst klager verder op het feit dat het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2009 de voorlopige hechtenis voor een aantal dagen heeft geschorst en klager hierna is teruggekeerd in de inrichting. De Staatssecretaris heeft
onvoldoende gemotiveerd waarom een vluchtgevaar thans wel is te vrezen. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen, eventueel na inwinning van een hernieuwd advies van het OM, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak, eventueel na inwinning van een hernieuwd advies van het OM.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 3 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven