Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1825/GA, 30 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1825/GA

betreft: [klager] datum: 30 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. van de Weerd, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2009 van de beklagcommissie bij het Huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verzuim te beslissen op een aanvraag voor verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft op 14 april 2009 verzocht om incidenteel verlof van zo mogelijk vijf dagen, doch in ieder geval voor één dag. Klaagster zou op 22
april 2009 in het huwelijk treden in Aalsmeer. De directeur heeft in het geheel niet gereageerd op het verzoek. De huwelijksvoltrekking op 22 april 2009 heeft dan ook niet plaatsgevonden. De directeur erkent dat er geen beslissing is genomen. De
aanvraag is aan de aandacht ontschoten. Het OM heeft geen advies uitgebracht. Klaagster is het niet eens met de ongegrondverklaring van de beklagcommissie. Uit artikel 80, zesde lid, Sv komt naar voren dat de Pbw van toepassing is. Incidenteel verlof
voor maximaal twee dagen kan worden verleend op grond van de artikelen 21 tot en met 33 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Aangezien klaagster heeft verzocht om incidenteel verlof, was de directeur wel degelijk bevoegd hierop te
beslissen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat voorafgaand aan de discussie of de directeur wel of niet bevoegd is, de vraag gaat of de aanvraagdatum voor een dergelijk belangrijke gebeurtenis in
het leven van een mens niet veel te laat was. Hierdoor is niet alleen het eigen huwelijk van klaagster onder druk gezet, maar ook iedereen die een beslissing had kunnen of moeten nemen. Onduidelijk is welke schade klaagster heeft geleden, anders dat ze
niet kon huwen op het door haar gekozen moment.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt met een beslissing gelijk gesteld een verzuim of
weigering te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, indien niet binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.

Klaagster heeft via haar raadsman per brief van 14 april 2009 de directeur verzocht om verlof voor de duur van zo mogelijk vijf dagen doch in ieder geval één dag in verband met klaagsters huwelijksvoltrekking op 22 april 2009. Klaagster verbleef sedert
17 maart 2009 in preventieve hechtenis. De beroepscommissie gaat voorbij aan de vraag wie in deze beslissingsbevoegd was, nu vaststaat dat het verzoek bij de directeur is ingediend en deze daarop niet (in welke zin dan ook) heeft beslist. Ter
toelichting heeft hij nog opgemerkt dat het verzoek aan zijn aandacht is ontsnapt. Daaruit volgt dat het beklag gegrond is. In de omstandigheden van het geval wordt geen aanleiding gevonden aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 30 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven