nummer: 09/1774/GM
betreft: [klager] datum: 27 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingspsycholoog verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 juni 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2009, gehouden in de p.i. Vught.
Klager heeft schriftelijk laten meedelen dat hij niet ter zitting zou verschijnen.
De inrichtingspsycholoog van de p.i. Veenhuizen is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, is gedateerd 10 maart 2009 en betreft de weigering van de psycholoog om klager een contra-indicatie te geven voor plaatsing van klager op een meerpersoonscel.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager wilde om het verdriet in verband met het overlijden van zijn vader te kunnen verwerken op een éénpersoonscel worden geplaatst. Volgens de psycholoog was die reden niet erg genoeg en zou een celgenoot juist goed voor hem zijn. Klager heeft vier
drugsgebruikende celgenoten gehad in drie maanden, terwijl hij zelf geen drugs gebruikt. Hij heeft een nieuw gesprek met de psycholoog aangevraagd, maar via het afdelingshoofd heeft zij laten weten daarvoor niet voelen.
De inrichtingspsycholoog heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is opgeroepen door de psycholoog en gehoord. Klager is uitgelegd dat bij deze problematiek het juist goed kan zijn om een celgenoot te hebben. Vervolgcontact met de psycholoog is door klager afgewezen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat uit artikel 28, eerste en derde lid, Pm volgt dat ook tegen het handelen in de hoedanigheid van inrichtingspsycholoog in verband met de uitoefening van de individuele gezondheidszorg beroep kan worden
ingediend als bedoeld in artikel 30, eerste lid, Pm.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is uit het door klager gestelde niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat er sprake zou zijn van onzorgvuldig medisch handelen, terwijl de beroepscommissie daarvoor
ook
ambtshalve geen aanwijzingen heeft aangetroffen in de dossierstukken.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 oktober 2009
secretaris voorzitter