Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0224/TP, 19 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/224/TP

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H. Pentinga, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van 27 januari 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2009, gehouden in de tbs-inrichting De Pompestichting te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. H. Pentinga, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de afdeling
juridische zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Tevens waren als toehoorders aanwezig mevrouw [...], stagiaire bij de RSJ, de heer [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en [...], stagiaire bij het ministerie van Justitie.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) verlengd met ingang van 6 februari 2009 tot en met 6 mei 2009.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 29 april 2008 door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd.
Sinds 10 augustus 2008 komt klager gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs. Op laatstgenoemde datum is hij in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting
op
een wachtlijst geplaatst.
Bij brief van 27 januari 2009 heeft de Staatssecretaris klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 6 februari 2009 met drie maanden is verlengd tot en met 6 mei 2009.
Klager is terzake op 27 januari 2009 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 10 augustus 2009.
Klager verblijft in de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

Bij besluit van 10 september 2008 is klager geselecteerd voor een voorziening van het FPC De Rooyse Wissel. Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De rechtbank heeft in haar vonnis geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de tbs, gelet op klagers jeugdige kalenderleeftijd, de noodzaak van behandeling, en gelet op artikel 42 , eerste lid, Pm niet later dan nadat een derde deel van de hem opgelegde
gevangenisstraf ten uitvoer was gelegd, een aanvang te laten nemen. Op 10 augustus 2008 had klager een derde van de hem opgelegde gevangenisstraf uitgezeten. Hij was toen net zeventien jaar oud.
Bij beschikking van 10 september 2008 heeft de Staatssecretaris beslist klager te plaatsen in een voorziening van De Rooyse Wissel. Bij brief van 17 september 2008 heeft de voorzitter van de plaatsingscommissie van de Rooyse Wissel bericht dat klager
volgens het ministerie niet in aanmerking komt voor voorrang op de wachtlijst, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die voorrang op andere wachtenden zouden legitimeren. Ook op 27 januari 2009 bestond er geen aanleiding om klager voorrang
te geven boven andere tbs-gestelden.
Klager was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten pas zestien jaar oud en hij bevindt zich sinds mei 2008 als jeugdige in een gevangenis voor volwassenen. Hij ontvangt alleen sporadisch bezoek van zijn moeder. Het verblijf in een gevangenis voor
volwassenen valt klager erg zwaar en het lijkt schadelijk voor zijn ontwikkeling.
Volgens het hoorverslag van 27 januari 2009 komt klager heel ongeïnteresseerd over en praat hij nauwelijks. Klager zou geen contact hebben met een psycholoog. Het hoorverslag is te summier en kan de conclusie van de Staatssecretaris niet dragen. Om
enig
inzicht in de persoon van klager te verkrijgen, eventuele detentieschade en de noodzaak tot behandeling had meer aandacht aan het horen van klager moeten worden besteed. De raadsvrouw interpreteert de beschreven houding als een teken dat klager aan het
vereenzamen en verharden is en beschouwt dit juist als een indicatie voor een voorrangsplaatsing. Het criterium detentieongeschikt dient ruimer te worden opgevat. Zo is klager thans bezig met de schadeloosstelling van de slachtoffers.
De ratio van artikel 42 PM is dat de kans op een succesvolle behandeling groter is naarmate de behandeling eerder aanvangt. Juist bij jeugdigen die nog in ontwikkeling zijn is spoedige behandeling van groot belang. Derhalve zou aan de ratio van genoemd
artikel meer gewicht moeten worden toegekend in het geval van jeugdigen. Het is de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris om zo spoedig mogelijk de behandeling te starten.
Het moment waarop de vervroegde tenuitvoerlegging mogelijk was zou in dit geval moeten worden beschouwd als het begin van de passantentermijn. Het verblijf van klager in een penitentiaire inrichting is dan sinds 10 december 2008 onrechtmatig en er
dient
een financiële tegemoetkoming te worden toegekend.
Klager merkt op éénmaal met een psycholoog te hebben gesproken. Hij kon niet goed met haar opschieten. Klager weet niet of hij de psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) alles verteld heeft.
De raadsvrouw legt stukken over betreffende klagers strafzaak.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager komt vanaf 10 augustus 2008 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde tbs. Deze datum bepaalt zijn plaats op de wachtlijst voor selectie en plaatsing in een tbs-inrichting. Van de volgorde van deze wachtlijst wordt
slechts in zeer bijzondere gevallen afgeweken. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring van 5
maart 2009 is het verantwoord dat klager langer in een penitentiaire inrichting verblijft in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting. Een voorrangsplaatsing geschiedt op advies van NIFP.
Nu klager nog tot 10 augustus 2009 ten titel van zijn gevangenisstraf in de p.i. verblijft is er geen reden voor een passantenvergoeding. Er is nog geen enkel inzicht wanneer klager in De Rooyse Wissel kan worden geplaatst.

4. De beoordeling
Sinds 10 augustus 2008 komt klager gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs. Op laatstgenoemde datum is hij in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting
op
een wachtlijst geplaatst.
Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een penitentiaire inrichting ten grondslag en niet de hem
tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een penitentiaire inrichting medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.
Uit de medische verklaring van 5 maart 2009 van het NIFP te Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in de penitentiaire inrichting te Zutphen als onverantwoord moest worden
beschouwd,
zij het dat de medische verklaring zeer summier is.

Ingevolge artikel 43, eerste lid, Pm kan, in afwijking van artikel 42, eerste lid, Pm, de plaatsing van een veroordeelde tot gevangenisstraf die tevens de maatregel van ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd, geschieden
voordat eenderde van de gevangenisstraf tenuitvoer is gelegd. In artikel 43, derde lid onder d, Pm wordt aangegeven dat de leeftijd van de veroordeelde, indien deze jonger is dan 23 jaar, reden kan zijn voor plaatsing op een eerder tijdstip.

De rechtbank Amsterdam heeft in haar vonnis van 29 april 2008 geadviseerd, gelet op de jeugdige leeftijd van klager en de noodzaak van behandeling, en mede gelet op artikel 42, eerste lid, Pm, om niet later dan nadat een derde deel van de aan klager
opgelegde gevangenisstraf is tenuitvoergelegd, de tenuitvoerlegging van de tbs een aanvang te doen nemen.
De beroepscommissie is van oordeel dat het voor jeugdige personen, zoals klager, die nog volop in ontwikkeling zijn, van het grootste belang is dat een
tbs-behandeling zo snel mogelijk aanvangt. Gezien klagers jeugdige leeftijd, hij was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zestien jaar en thans net achttien jaar, had hij binnen drie maanden nadat eenderde van de opgelegde gevangenisstraf ten
uitvoer was gelegd, in een tbs-inrichting geplaatst dienen te worden.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de Staatssecretaris vernietigen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 76, derde lid, Pbw in verbinding met artikel 66, derde lid onder c, Bvt volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing (en het toekennen van
een
tegemoetkoming). Zij gaat er daarbij vanuit dat klager met voorrang daadwerkelijk in een tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient een tegemoetkoming aan klager te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op € 600,= per maand vanaf 6 februari 2009 tot de dag
waarop klagers plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een penitentiaire inrichting wordt verhoogd met €
125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf 6 februari 2009 tot de dag waarop klagers plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in
een penitentiaire inrichting wordt verhoogd met € 125,= per maand.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven