Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1669/TA, 8 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1669/TA

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2009 van de beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klagers recht op medische verzorging is geschonden c.q. de wijze van betrachten van de medische zorgplicht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is tekort geschoten in het betrachten van de zorgplicht. Klager heeft al jaren last van zijn schouder, wordt hiervoor behandeld door de fysiotherapeut en loopt hiervoor in het ziekenhuis bij de specialist. Vanaf januari 2009 kreeg klager
extra last van zijn schouder en borstspier. Hij had zeer veel pijn. De medische dienst weigerde om klager te ontvangen en vond dat hij moest wachten tot zijn volgende afspraak in het ziekenhuis vier weken later of op de eerstvolgende afspraak bij de
fysiotherapeut. Tot driemaal toe heeft hij gevraagd om medische bijstand, maar dit is hem geweigerd.
De inrichting is ernstig tekort geschoten in het betrachten van de zorgplicht. De werknemers hadden hem niet de toegang tot de medische dienst mogen ontzeggen. Werknemers van de afdeling zijn niet in staat om klagers medische toestand in te schatten.
Een sociotherapeut heeft telefonisch contact met de medische dienst opgenomen, het probleem voorgelegd en daarop een antwoord gekregen. Niet duidelijk is geworden of gesproken is met een arts dan wel dat een medewerker overleg heeft gehad met een arts.
Klager is zelf niet in de gelegenheid geweest om een arts te spreken, hoewel dat zijn wens was. Dat een sociotherapeut als filter fungeert, is niet toegestaan en levert een schending op van artikel 41 Bvt. Verwezen wordt naar C99/42 d.d. 23 augustus
1999. Verzocht wordt om klager alsnog te ontvangen in het beklag en het beklag gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een beperking van het recht op medische zorg. Klager is door de huisarts gezien en doorverwezen naar een orthopedische specialist. Tevens is klager doorverwezen naar de fysiotherapeut. Daarnaast heeft hij vanaf het begin van zijn
opname de mogelijkheid gehad om in het kader van pijnbestrijding driemaal daags 600 mg Brufen in te nemen. Het betreft hier een geschil over de wijze waarop de inrichting de zorgplicht betracht. Op grond van artikel 56, vierde lid, Bvt staat hier geen
beklag tegen open en is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.
Er is geen sprake van een filterfunctie door sociotherapie. Het beleid is als volgt. Klager geeft bij sociotherapie aan dat hij een afspraak bij de huisarts wil. De sociotherapie neemt vervolgens contact op met de medische dienst en benoemt daarbij de
klachten. Mocht de verpleegde de aard van zijn klachten niet met sociotherapie willen delen dan kan de verpleegde telefonisch contact op nemen met de medische dienst of even bij hen langslopen. De medische dienst bestaat uit verpleegkundigen die wel
een
medische inschatting kunnen en mogen maken en die besluit of de klachten zodanig ernstig of spoedeisend zijn dat er (direct) een afspraak met de huisarts/achterwacht noodzakelijk is. Zo is het ook gegaan in het geval van klager. De dienstdoende
verpleegkundige heeft echter, gezien de reeds bij haar bekende medische gegevens, de inschatting gemaakt dat een afspraak bij de huisarts/het in huis laten komen van een achterwacht niet zinvol was. Klager was immers reeds doorverwezen naar de
orthopeed
en in afwachting van deze afspraak.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van het aan artikel 41 Bvt te ontlenen recht op medische zorg alleen beklagwaardig is als sprake is van het niet betrachten van de in
artikel 41 Bvt neergelegde zorgplicht.
Uit de stukken is gebleken dat klager toegang heeft gehad tot de medische dienst en inrichtingsarts, voor zijn klachten is doorverwezen naar de fysiotherapeut en de orthopeed en medicatie is voorgeschreven. Voor zijn, bij de medische dienst bekende,
klachten heeft de medische dienst een nieuw bezoek aan de inrichtingsarts niet noodzakelijk bevonden. Het gaat hier om een beslissing van de medische dienst en niet van een sociotherapeut. Uit de inlichtingen namens het hoofd van de inrichting is
overigens gebleken dat klager ook zelf bij de medische dienst langs had kunnen gaan.
In het licht van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat het hoofd van de inrichting niet heeft voldaan aan de in artikel 41 Bvt neergelegde zorgplicht ten aanzien van de medische verzorging van klager.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve, voorzover dit is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 oktober 20009

secretaris voorzitter

Naar boven