Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1850/GB, 8 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1850/GB

Betreft: [klager] datum: 8 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juni 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de Gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 16 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem. Vervolgens is hij in de Gevangenis Veenhuizen geplaatst. Op 10 juli 2009 is hij teruggeplaatst in het h.v.b. Haarlem.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager voldoet niet aan de voorwaarden die gesteld zijn in artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Klager valt buiten het eerste lid van dit artikel, omdat er nog geen sprake is van een
vrijheidsstraf, omdat zo wel hij als het Openbaar Ministerie (OM) hoger beroep hebben ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Amsterdam. Dat betekent dat klager nog als voorlopig gehechte dient te worden aangemerkt. Er is dus ook geen sprake van
een
strafrestant zoals bedoeld in artikel 20b, tweede lid, van de Regeling. Plaatsing voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis is beperkt tot de periode voor veroordeling in eerste aanleg. Klager valt dan ook niet langer in deze categorie nu hij
reeds in eerste aanleg is veroordeeld.
De mededeling dat er geen alternatieven beschikbaar zijn, is niet begrijpelijk, nu in artikel 20b, vierde lid, van de Regeling de mogelijkheid is opengelaten om vreemdelingen in een andere inrichting te plaatsen. Klager heeft er belang bij om niet in
de
Gevangenis Veenhuizen te worden geplaatst omdat zijn vriendin in Dordrecht woont en voor haar de totale reistijd 5 à 6 uur bedraagt. Hierdoor kan klager nauwelijks bezoek van haar ontvangen, terwijl dit in het kader van het recht op ‘family life’ van
groot belang is. Bovendien vindt de behandeling van klagers strafzaak in Amsterdam plaats, zijn raadsman is daar ook gevestigd. Gelet op de reisduur zal klager dan ook steeds in verband met zittingen moeten overnachten in een politiecel in Amsterdam.
De
huidige selectie voor de Gevangenis Veenhuizen is dus onevenredig belastend voor klager. Klager verzoekt om dichtbij Dordrecht te worden geplaatst.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de toelichting op artikel 20, tweede lid, van de Regeling blijkt dat strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen na veroordeling in eerste aanleg in beginsel in één van de in dat lid bedoelde inrichtingen worden geplaatst, naar gelang hun
strafrestant. Daarbij verwijst de selectiefunctionaris tevens naar artikel 1a van de Regeling dat bepaalt dat indien de veroordeling tot vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is, het strafrestant wordt berekend op grond van de veroordeling waartegen
het rechtsmiddel is aangewend. Indien klager een fictief strafrestant heeft van vier maanden of meer, en ook tot de doelgroep behoort, is plaatsing in de Gevangenis Veenhuizen aangewezen.
De redenen van de Staatssecretaris voor plaatsing van de doelgroep in de inrichtingen als bedoeld in artikel 20b, van de Regeling staan in de toelichting. De samenplaatsing met het oog op het voorbereiden van het vertrek uit Nederland correspondeert
met
het vreemdelingenbeleid van de Staatssecretaris van Justitie, waarbij het uitgangspunt geldt dat zoveel als mogelijk voorkomen dient te worden dat vreemdelingen na hun strafrechtelijke detentie in bewaring worden gesteld.
Inherent aan het creëren van deze bijzondere opvang is dat net als bij de andere landelijke voorzieningen ander beleid zoals het plaatsen in de eigen regio wordt doorkruist. De ligging van de Gevangenis Veenhuizen en de reisafstand voor het bezoek zal
voor alle in de Gevangenis Veenhuizen verblijvende gedetineerden gelden. Het beroep op artikel 20b, vierde lid, van de Regeling kan evenmin leiden tot een ander oordeel. Dit artikel geeft aan dat plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20a,
van de Regeling voorrang heeft boven plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20b, van de Regeling.
Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot bezoekproblemen kan niet tot een andere beslissing leiden. Klager zal in de Gevangenis Veenhuizen bezoek kunnen ontvangen. Redenen waarom zijn bezoek niet tot reizen in staat zou zijn, zijn bij de
selectiefunctionaris niet bekend.
Door klager is tevens gesteld dat een andere in het h.v.b. Haarlem verblijvende vreemdeling niet in de Gevangenis Veenhuizen zou zijn geplaatst. In principe worden alle gedetineerde vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben en een
strafrestant hebben van meer dan 4 maanden geplaatst in de Gevangenis Veenhuizen. Uitzonderingen zijn gedetineerden die niet geschikt zijn voor een regulier regime. Bij elke selectie wordt gekeken naar de specifieke individuele omstandigheden.
Bij plaatsing in de Gevangenis Veenhuizen kan klager telefonisch of schriftelijk in contact blijven met zijn raadsman. Ook kan zijn raadsman op bezoek komen. Evenmin wordt de rechtsgang belemmerd als klager naar Amsterdam moet voor een zitting. Uit
niets blijkt dat de afstand om naar de rechtbank te gaan psychisch of fysiek te belastend zou zijn voor klager. Daarnaast staat ook niet vast dat klager zal moeten overnachten in een politiecel.

4. De beoordeling
4.1. De Gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede
lid aanhef en onder b, van de Regeling.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De Gevangenis Veenhuizen is aangewezen als inrichting als bedoeld in artikel 20b van de Regeling dat luidt:
“1. In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de
Vreemdelingenwet 2000.
2. De inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen worden onderscheiden in:
a. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van ten minste vier maanden;
b. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van minder dan vier maanden.
3. In inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen tevens gedetineerden als bedoeld in het eerste lid worden geplaatst voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis vóór veroordeling in eerste aanleg.
4. Plaatsing in een andere inrichting of afdeling dan bedoeld in dit artikel is in ieder geval aangewezen als het gedetineerden betreft als bedoeld in artikel 20a.”

4.4. Klager voldoet, nu hij in eerste aanleg tot vrijheidsstraf is veroordeeld, aan de vereisten voor plaatsing in een voorziening voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Voor de selectiefunctionaris bestaat behoudens bij aanwezigheid van
bijzondere omstandigheden, de verplichting om klager in die voorziening te plaatsen.

4.5. Klager heeft bezwaren aangevoerd tegen de plaatsing. De selectiefunctionaris heeft in de selectiebeslissing noch in de beslissing op klagers bezwaarschrift inhoudelijk gereageerd op de door klager aangevoerde bezwaren. Om die reden heeft de
schorsingsvoorzitter klagers verzoek om de beslissing tot plaatsing van klager in de Gevangenis Veenhuizen te schorsen, toegewezen.
Als gevolg van de schorsingsuitspraak is klager ter herselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Haarlem.

4.6. In de reactie op klagers beroepschrift zoals vermeld onder 3.2, heeft de
selectiefunctionaris alsnog inhoudelijk gereageerd op de door klager aangevoerde bezwaren voor plaatsing in de Gevangenis Veenhuizen.
De beroepscommissie overweegt dat de selectiefunctionaris, die de door klager aangevoerde bezwaren niet heeft aangemerkt als bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld, heeft aangevoerd dat klager door zijn plaatsing in de Gevangenis Veenhuizen
niet
verstoken zal blijven van het bezoek van zijn vriendin en/of raadsman terwijl de plaatsing in Veenhuizen klagers rechtsgang niet belemmert.
De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen en dat de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden niet als onredelijk of onbillijk kan
worden aangemerkt Het beroep is derhalve ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 8 oktober 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven