nummer: 09/1932/GA
betreft: [klager] datum: 6 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van Tafelbergweg te Amsterdam,
gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2009 van de beklagcommissie bij de locatieTafelbergweg, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, en [...], unit-directeur bij de locatieTafelbergweg.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde (09/090), betreft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet verlenen van de
juiste medewerking bij de afname van een urinecontrole.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 30,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is binnen een tijdspanne van vier uur tot drie maal toe in de gelegenheid gesteld urine te produceren. Desondanks heeft hij geen
bruikbare hoeveelheid urine kunnen leveren. Daarbij heeft hij personeel het zicht ontnomen, zodat frauduleus handelen niet kan worden uitgesloten. Deze omstandigheid wordt aan gemerkt als weigering aan een urinecontrole mee te werken. Om die reden is
de eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd. Overigens zijn er regelmatig urinecontroles bij klager afgenomen waarbij hij wel een bruikbare hoeveelheid wist te produceren.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur had bij de eerdere voorwaardelijke strafoplegging duidelijk moeten specificeren in welke gevallen en onder welke omstandigheden
de
voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd zou worden.
Klager heeft niet bewust geen medewerking aan de urinecontrole verleend. Klager stelt een uur de tijd te hebben gekregen om urine te produceren. Als er iemand staat te kijken is hij daartoe echter niet in staat. Klager krijgt iedere week een
urinecontrole. Het kost hem altijd veel moeite.
3. De beoordeling
Omdat de algemene voorwaarde, inhoudende dat klager zich zou onthouden van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, niet door de
directeur is vermeld in een voorafgaande beschikking waarbij een disciplinaire straf voorwaardelijk aan klager werd opgelegd, heeft de beklagcommissie klagers beklag gericht tegen de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke disciplinaire straf gegrond
verklaard.
Artikel 53, tweede lid, Pbw bepaalt dat bij voorwaardelijke oplegging van een disciplinaire straf in elk geval de algemene voorwaarde wordt gesteld dat de gedetineerde zich onthoudt van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de
veiligheid in de inrichting. Tevens kan de directeur andere voorwaarden aan het gedrag van de gedetineerde stellen. In de derde volzin van dit artikellid wordt bepaald dat de opgelegde voorwaarden worden vermeld in de mededeling bedoeld in artikel 51,
eerste lid, Pbw. Als bedoeling van de wetgever mag worden aangenomen dat zowel de in de eerste als in de tweede volzin bedoelde voorwaarden in de mededeling worden opgenomen. Het niet opnemen in die mededeling van de in de eerste volzin bedoelde
algemene voorwaarde leidt er echter, anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, niet toe dat in geval van overtreding van die voorwaarde geen tenuitvoerlegging toewijsbaar is, omdat het gelden van die voorwaarde uit de wet voortvloeit. Feiten en
omstandigheden die ertoe leiden dat het beklag uit anderen hoofde gegrond is, zijn niet gebleken.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de gegrondverklaring van onderdeel 09/090 en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 oktober 2009
secretaris voorzitter