Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1816/GA, 6 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1816/GA

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 10 juni 2009 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2009, gehouden in de p.i. Rijnmond te Rotterdam, is [...], unit-directeur bij de p.i. Amsterdam, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het afwijzen van klagers verzoek om verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Voorafgaand aan de beslissing op klagers verzoek om verlof zijn inlichtingen ingewonnen bij de politie. De politie heeft in het advies
aangegeven dat, gelet op de antecedenten van klager, het risico tot het plegen van een nieuw delict tijdens zijn verlof aanwezig is. Het eerder goed verlopen verlof betrof een eerdere detentie. Klager vertoonde binnen de inrichting wisselend gedrag
welk
gedrag leidde tot verstoring van de orde en de veiligheid in de inrichting.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager stelt eerder verlof te hebben genoten welk verlof goed is verlopen. Hij heeft zich altijd goed gedragen.

3. De beoordeling
Artikel 4 onder b van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat verlof wordt geweigerd in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. De regeling eist niet dat er ten aanzien van
de gedetineerde die verlof aanvraagt sprake moet zijn van een concrete verdenking dat de gedetineerde zich zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Hoezeer het ook, in het bijzonder gelet op het korte strafrestant van klager, op de weg van de directeur had gelegen nadere informatie bij de politie in te winnen, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet gezegd worden dat de directeur, mede
gezien het gedrag van klager in de inrichting -waarvan voldoende aannemelijk is geworden dat dit tot verstoring van de orde en de veiligheid in de inrichting heeft geleid-, in redelijkheid niet tot weigering van het gevraagde verlof heeft mogen
besluiten.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven