Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1296/SGA, 14 mei 2009, schorsing
Uitspraakdatum:14-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1296/SGA

Betreft: [klager] datum: 14 mei 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 9 mei 2009, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting
in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van negen dagen, ingaande op 9 mei 2009 te 16.00 uur en eindigende op 18 mei 2009 te 16.00 uur (onderdeel a), alsmede intrekking van de eerstvolgende twee verloven
(onderdeel
b). Een en ander wegens het op cel aantreffen van een blokje hash.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 10 mei 2009 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 13 mei 2009.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat de opgelegde straf te hoog is.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Bij verzoeker is reeds eerder contrabande op cel aangetroffen. Op 9 mei 2009 werd opnieuw contrabande in zijn cel gevonden. Conform het sanctiebeleid heeft verzoeker hiervoor genoemde
disciplinaire straf opgelegd gekregen. Bovendien worden de eerstvolgende twee verloven ingetrokken.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval voor zover het verzoek betrekking heeft op de opgelegde disciplinaire straf.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat met betrekking tot onderdeel b wel het geval.
Op grond van artikel 51, aanhef en onder d van de Pbw kan de directeur (onder meer) de volgende disciplinaire straf opleggen: weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof. De minister heeft blijkens de Memorie van Toelichting
(paragraaf 18 onder b) de weigering, intrekking of beperking van het verlof uitdrukkelijk beperkt tot het eerstvolgende verlof. Gelet hierop is de beslissing van de directeur met betrekking tot het tweede verlof, niet zijnde het eerstvolgende verlof,
naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in strijd met het hiervoor genoemde wettelijk voorschrift van artikel 51 van de Pbw.

De tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 9 mei 2009 moet daarom worden geschorst voor zover deze beslissing betrekking heeft op het tweede, niet zijnde het eerstvolgende, verlof.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe met betrekking tot het tweede, niet zijnde het eerstvolgende verlof, en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 9 mei 2009. Wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 14 mei 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven