Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1620/GA, 2 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 09/1620/GA

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2009 van de beklagcommissie bij de detentieboot Zuid-Holland, locatie Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het ontvangen van reeds opengemaakte post;
b. het niet ontvangen van post;
c. het verplicht moeten telefoneren via Budget-kaarten;
d. het feit dat telefoongesprekken worden afgeluisterd en
e. het feit dat bovenstaande onderdelen in strijd zijn met het EVRM.

De beklagcommissie heeft het beklag betreffende de onderdelen a, b en d ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag betreffende de onderdelen c en e, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de toepassing van het recht niet volledig onderzocht en de situatie van klager niet goed bekeken. De inbreuk op zijn
rechten waar de klachten betrekking op hebben, heeft geen wettelijke grond. Een deel van de klachten is niet onderzocht. Klager heeft een klacht ingediend bij het EHRM, maar deze is nooit aangekomen. Klager is van mening dat zijn recht ingevolge
artikel
36, eerste lid, Pbw geschonden is. De postverwerking gaat zeer traag. Klager wenst gehoord te worden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek van klager om te worden gehoord daarom af.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is onderdeel e van het beklag geen zelfstandige klacht, maar is klager van oordeel dat de jegens hem getroffen maatregelen op het terrein van contacten met de buitenwereld in strijd zijn met het Europees Verdrag
voor bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in het bijzonder artikel 8.
De beklagcommissie had de onder a t/m d vermelde beslissingen dienen te toetsen aan artikel 8 EVRM. De beroepscommissie zal dit alsnog doen en daarmee vervalt het belang van de afzonderlijke beoordeling van het beroep tegen de
niet-ontvankelijkheidverklaring.

Het in het eerste lid van artikel 8 EVRM vervatte recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer omvat het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie.
Artikel 8, tweede lid, EVRM, staat inmenging op het recht toe voor zover dit wettelijk is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten.
De regels met betrekking tot post en telefonie kennen hun wettelijke grondslag in de artikelen 36, 37 en 39 van de Pbw en voldoen ook overigens aan de verdragsrechtelijke eisen. Enige specifieke ongeoorloofde inmenging van de persoonlijke levenssfeer
van klager is niet aannemelijk geworden. Ook overigens is de beroepscommissie van oordeel dat de betreffende beslissingen bij afweging van alle omstandigheden niet onredelijk of onbillijk zijn. De beroepscommissie zal het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de onderwerpen onder a, b, c en d ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie onder aanvulling van gronden in verband met het beroep op verdragsschending.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 2 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven