Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1689/GA, 5 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1689/GA

betreft: [klager] datum: 5 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juni 2009 van de beklagcommissie bij de locatie PI Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie PI Roermond.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van twee mobiele telefoons in de verblijfsruimte van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager is niet eerlijk behandeld. Het klopt niet dat hij bij de celinspectie van 16 april 2009 twee gsm’ s onder zijn bed zou hebben weggeduwd. Klager wist niet eens dat deze aanwezig waren in de gezamenlijke cel. Er lagen wel andere spullen op klagers
bed en hij heeft nog snel sokken aan de zijkant van het matras gepakt en aangetrokken. Dit wordt op een verkeerde manier met elkaar in verband gebracht. Klager wist dat zijn medebewoner mobiele telefoons had en gebruikte. Voordat ze samen werden
geplaatst is klager nog bij hem nagegaan of hij de telefoons niet meer had want hij wilde geen risico lopen. Toen klager en zijn medebewoner werden verhoord door de directeur hebben ze eerst gezwegen. Toen medebewoner [A] er achter kwam dat hij toch
isolatie zou krijgen en daar niet onderuit kwam, heeft hij bekend bij het afdelingshoofd. Dat was al na drie uur. De directeur was echter niet meer in huis en is pas na het weekend op de hoogte gesteld. Klager kent vergelijkbare gevallen waarin de
gedetineerde na een bekentenis van de ander direct uit de isolatie werd gehaald. Waarom is dat niet bij klager gebeurd? Klager ziet graag dat de telefoons uitgelezen worden, want dan zal blijken dat zijn naam, nummers en vingerafdrukken er niet op
voorkomen. Klagers detentiefasering is hierdoor onterecht met zes maanden uitgesteld. Medebewoner [A] is bereid om voor klager te getuigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De werkmeester die aanwezig was bij de celinspectie zag dat klager met zijn hand bij zijn matras zat. Er zijn daar toen twee telefoons gevonden. Beide gedetineerden zijn apart in een separatiecel geplaatst. Ongeveer tien minuten later heeft de
directeur
aan beiden gevraagd of de telefoons van iemand waren, het antwoord was nee. Na twee dagen verzocht klager de directeur bij medegedetineerde [A] langs te gaan omdat die zou hebben toegegeven dat de telefoons van hem waren. Die medegedetineerde kon
desgevraagd echter geen specifieke informatie over de telefoons geven (bijvoorbeeld wat is het merk, met wie is het laatste gesprek gevoerd etc.). Hij lachte alleen maar. Voor klager stond zijn detentiefasering op het spel. De telefoon is uitgelezen en
de directeur geeft de beroepscommissie ter inzage een overzicht van sms-berichten. Hier kun je echter niet veel mee. De ervaring leert dat onderdelen om een telefoon gebruiksklaar te maken vaak verspreid worden bewaard. De telefoons worden ook aan
anderen uitgeleend. Op het moment van de vondst waren de telefoons gebruiksklaar, alle onderdelen waren aanwezig.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, juncto artikel 50, eerst lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen indien deze betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel
met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Vast staat dat bij een celinspectie twee mobiele telefoons en een batterij voor deze telefoons onder het bed van klager zijn aangetroffen. Voorts is op het andere bed een adapter gevonden. Klager verbleef op een meerpersoonscel met medegedetineerde [A]
De beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de vondst van de mobiele telefoons op de meerpersoonscel. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat een van de betreffende
gedetineerden geen enkel verwijt treft. Deze voorwaarde is naar het oordeel van de beroepscommissie niet vervuld. Zij acht de enkele bekentenis van medegedetineerde [A], bij het ontbreken van enige onderbouwing daarvan en in het licht van de andere
omstandigheden, ongeloofwaardig. Gelet hierop is de beslissing om klager en de medegedetineerde de voornoemde disciplinaire straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J. Lamens en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven