Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1927/GA, 30 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1927/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.D. van Doleweerd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis/ISD Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. F.W. Verweij, en [...], unit-directeur bij de gevangenis/ISD Zoetermeer.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel wegens betrokkenheid bij een vechtpartij (G232/509) en
b. de vermissing van persoonlijke eigendommen na overplaatsing (G237/905).

De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er wordt aangegeven dat klager niet deëscalerend zou hebben opgetreden. Klager heeft zelf in het geheel niet gezien wat er gebeurd is. Klager heeft
zeker geen geweld toegepast. Wel heeft hij getracht de ruzie te sussen. De raadsman betwist bij gebrek aan wetenschap de verklaring van het slachtoffer.
Ten aanzien van de vermissing van de spullen is aangevoerd dat ook na ontvangst van de nazending de spullen van klager niet compleet waren. Klager mocht zijn spullen niet zelf overbrengen. Er is afgegaan op de verklaring van de medecelgenoot dat alles
wat nog op de cel lag van de medecelgenoot was.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft wel degelijk geweld gebruikt. Twee gedetineerden begaven zich naar de cel van een andere gedetineerde. Klager was daarbij aanwezig. Dit is door een andere, niet bij het incident betrokken gedetineerde, bevestigd. Klager is erbij betrokken
geraakt. Aangenomen wordt dat klager geslagen heeft. Het slachtoffer heeft verklaard door zowel klager als de andere gedetineerde geslagen te zijn.
Op de vraag of klager zelf geslagen heeft of niet geeft de directeur aan dat een andere gedetineerde tussen de amokmakers is gaan staan.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan onvoldoende worden vastgesteld wat er zich op 17 mei 2009 heeft afgespeeld en wat daarbij de rol van klager is geweest. Er is geen sprake van eenduidige verklaringen betreffende de rol van
klager bij de vechtpartij. In het naar aanleiding van het incident opgemaakte verslag staat vermeld dat het vermoeden bestond dat klager zijn celmaat geholpen zou hebben. In de formulering van de oplegging van de disciplinaire straf is weergegeven dat
klagers betrokkenheid zeer aannemelijk werd geacht. In de reactie naar de beklagcommissie wordt aangegeven dat in het verslag is vermeld dat klager een medegedetineerde geholpen heeft bij een vechtpartij en dat intern onderzoek de aanwezigheid,
betrokkenheid en fysieke bemoeienis van klager bevestigd heeft. Ter zitting blijkt dat er verklaringen ten nadele van klager zijn afgelegd door een niet eerder genoemde gedetineerde alsook door het slachtoffer.
De beroepscommissie acht alle verklaringen onvoldoende eenduidig en op punten zelfs tegenstrijdig, waarmee klagers betrokkenheid bij de vechtpartij onvoldoende is komen vast te staan. Het beroep zal op dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard en
klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de vermissing van de spullen•kan, nu dit onvoldoende aannemelijk is geworden, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal
op dit onderdeel derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt ten aanzien van dat onderdeel de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag dienaangaande alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 september 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven