Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1939/GA, 28 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 09/1939/GA

betreft: [klager]einduitspraak datum: 28 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Niendure te Almelo,

gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2009 van de beklagcommissie bij voormelde z.b.b.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2009, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Malewicz, en [...], unit-directeur bij de z.b.b.i. Niendure.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een positieve urinecontrole, welke straf extern ten uitvoer werd gelegd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De unit-directeur erkent dat de bestreden beslissing eerst op 25 februari 2009 aan klager is uitgereikt en dat dit te laat was.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, gelet op de zich bij de stukken bevindende verklaring van 15 februari 2009, die is ondertekend door klager en de twee medewerkers die de urinecontrole bij klager hebben afgenomen, [A] en [B].
Klager
heeft aangegeven dat de handtekening onder deze verklaring niet van hem is. De unit-directeur heeft geen handtekeningonderzoek laten doen. Dat zou niet alleen een kostbaar, maar ook nog een een tijdrovend traject zijn geweest.
De betreffende verklaring, geeft de unit-directeur toe, is voor meer dan één uitleg vatbaar. Er staat “het vullen van de buisjes en het aanbrengen van de verzegeling is in mijn bijzijn geschied”. Er is bedoeld aan te geven dat klager de bedoelde
handelingen heeft verricht, maar dat staat er niet met zoveel woorden. De achtergrond hiervan is de volgende. De praktijk van het afnemen van urinecontroles is in 1999 aangepast aan de in de Pbw beschreven procedure, meer in het bijzonder de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen. In 2005 is deze procedure verder aangepast, door de unit-directeur zelf, aan de hand van de jurisprudentie, zoals die zich inmiddels had ontwikkeld. Er is echter verzuimd om de standaardformulieren die werden
gebruikt eveneens aan te passen. Daarom staat in de betreffende verklaring niet met zoveel woorden dat klager de urine zelf in de buisjes heeft gedaan, zelf de buisjes heeft afgesloten en zelf de stickers op de buisjes heeft geplakt. De op 15 februari
2009 bij de afname van de urinecontrole betrokken medewerkers hebben desgevraagd verklaard overeenkomstig de regels hebben gehandeld. Voorafgaand aan de zitting van de beklagcommissie heeft één van de twee medewerkers die de urinecontrole heeft
afgenomen schriftelijk verklaard “dat de gehouden UC (...) volgens de voor de open inrichting geldende procedures is verlopen”. De andere medewerker is destijds niet om een schriftelijke verklaring gevraagd, omdat die medewerker toen ziek was en de
unit-directeur het niet kies vond om zo’n verklaring na de behandeling bij de beklagcommissie nog in te brengen. Het klopt dat ook de bij de beklagcommissie overgelegde verklaring in algemene bewoordingen is gesteld.
In reactie op de namens klager ter zitting van de beroepscommissie overgelegde verklaringen van medegetineerden en bewaarders, inhoudende dat voor 10 juli 2009 het vullen van de buisjes, het doen van een dopje op de buisjes en het plakken van stickers
op de buisjes door de bewaarders werd gedaan en dat dit eerst anders werd na een e-mail van 10 juli 2009 met de instructie dat de gedetineerden deze handelingen in het vervolg zelf moesten verrichten, omdat de urinecontrole anders ongeldig zou zijn,
merkt de unit-directeur het volgende op. De betreffende verklaringen zijn afkomstig van bewaarders en gedetineerden uit het huis van bewaring (h.v.b.) De Karelskamp te Almelo. Dat is een andere inrichting en de unit-directeur van de z.b.b.i. Niendure
is
niet verantwoordelijk voor wat er in die andere inrichting speelt. Hij is verantwoordelijk voor zijn eigen inrichting, te weten de z.b.b.i. Niendure, en daar worden de urinecontroles overeenkomstig de geldende regels gehouden.
De unit-directeur heeft de bij de afname van de urinecontrole betrokken medewerkers ieder afzonderlijk gesproken. Beiden hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat overeenkomstig de in de z.b.b.i. Niendure geldende regels is gehandeld, d.w.z. dat
klager zelf de buisjes heeft gevuld, zelf de dopjes erop heeft gedaan en zelf de stickers op de buisjes heeft geplakt. Het zou de unit-directeur overigens hebben verbaasd als zijn medewerkers anders hadden verklaard, omdat de beschreven werkwijze al
vanaf 2005 wordt gehanteerd.
De unit-directeur merkt tenslotte nog op dat de wijze waarop urinecontroles in zijn inrichting worden uitgevoerd in 2008 nog voorwerp van onderzoek zijn geweest van de Inspectie voor de sanctietoepassing en de commissie van toezicht en dat beide
instanties hebben aangegeven dat de controles juist werden uitgevoerd. Bij deze onderzoeken ging het alleen om de z.b.b.i. Niendure en niet om het h.v.b. De Karelskamp.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft nogmaals aan dat hij de verklaring met betrekking tot het afnemen van de urinecontrole niet heeft ondertekend. Het mag dan zo zijn, dat de handtekening die onder de verklaring staat veel op die van hem lijkt, er zijn echter verschillen. Zo
zijn de krullen iets anders.
Klager schetst zijn detentieverloop, van Duitsland tot en met zijn verblijf in de z.b.b.i. Niendure. In deze hele periode heeft hij nooit problemen gehad tot de urinecontrole van
15 februari 2009, waarbij hij positief scoorde op het gebruik van cocaïne. Klager gebruikt echter al acht jaar geen harddrugs meer. Toen hij dat nog wel deed, gebruikte hij geen cocaïne. Klager denkt wel te weten hoe het komt dat hij positief scoorde
en
licht dat als volgt toe.

Vanuit de z.b.b.i. Niendure was hij tewerkgesteld bij een palletfabriek in Eibergen. Dat ging allemaal goed. Op enig moment ging het gerucht binnen de inrichting dat er alcohol werd gebruikt door de medewerkers van de betreffende fabriek. Het klopt dat
daar werkzame Polen dit deden, maar klager deed hier niet aan mee. Er stond veel te veel op het spel voor hem. Omdat het verhaal niettemin rond ging onder gedetineerden werd klager aangesproken op eventueel alcoholgebruik. Hij ontkende, waarna hij werd
gecontroleerd. Van enig gebruik bleek toen niets. Klager werd zo vaak gecontroleerd dat hij het zat was. Op enig moment zei hij: “bekijk het maar, ik ga naar mijn kamer”. Daar werd door een medewerker van de inrichting gezegd; “je merkt het nog wel”.
Het eerstvolgende weekeindverlof na dit voorval scoorde klager positief op het gebruik van cocaïne!
Wat de urinecontrole zelf betreft merkt klager op dat hij daar gewoon aan mee heeft gewerkt. Klager plaste in een bekertje en, net als in de p.i. Ter Apel waar hij eerst verbleef, werd het bekertje overgepakt door een bewaarder, die de inhoud van het
bekertje vervolgens over twee buisjes verdeelde, er doppen opdeed en er stickers opplakte. Klager heeft nog contact met twee medegedetineerden, die inmiddels in vrijheid zijn, die zijn verhaal kunnen bevestigen.
De uitslag van de urinecontrole was, blijkens het betreffende faxbericht, al op 18 februari 2009 bekend, maar werd eerst op 20 februari 209 aan klager meegedeeld. Hij heeft onmiddellijk aangegeven dat de uitslag niet kon kloppen en dat hij wilde dat er
opnieuw naar gekeken zou worden. Hij wist op dat moment niet dat dit een contra-expertise werd genoemd. Daarop werd door bewaarder aangegeven dat klager dit maar moest regelen in het h.v.b. De Karelskamp, naar welke inrichting op hij dat moment zou
worden overgeplaatst. In De Karelskamp aangekomen, gaf klager tegenover de unit-directeur aan dat hij wilde dat er opnieuw naar zijn urine zou worden gekeken. Als antwoord werd gegeven dat het inmiddels al vijf uur was geweest en dat er volgende week
op
zijn vraag zou worden teruggekomen. Toen klager er daarna weer op terug kwam, werd aangegeven dat een contra-expertise binnen 24 uur moet worden aangevraagd en dat het nu te laat was. Klager heeft het daarna laten rusten. Achteraf is gebleken dat er
wel
een herhalingsonderzoek is uitgevoerd. De uitslag daarvan is klager eerst in het kader van de behandeling van zijn klacht bij de beklagcommissie ter ore gekomen.
Klager kreeg de beschikking waarbij de straf aan hem werd opgelegd, pas 25 februari 2009 uitgereikt.
Klager merkt tenslotte nog op dat hij geen cocaïne heeft gebruikt, dat het niet kan kloppen dat er cocaïne in zijn urine is aangetroffen en dat hij dus niet alleen ten onrechte een disciplinaire straf heeft gekregen, maar ook ten onrechte is
teruggeplaatst vanuit de z.b.b.i. Niendure naar het h.v.b. De Karelskamp.

Klagers raadsman legt een aantal verklaringen over van bewaarders en gedetineerden, die er op neerkomen dat de bewaarders steeds de urine overgoten in buisjes, er doppen opdeed en er stickers opplakten en dat dit pas anders werd na een interne
instructie, die op 10 juli 2009 per mail werd verzonden.
Voorts legt klagers raadsman een pleitnotitie over, waarvan hij delen ter zitting voordraagt en waarvan het overige als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

3. Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van de beroepscommissie van 2 september 2009 is de verdere behandeling van het beroep aangehouden ten einde de bij de afname van de onderhavige urinecontrole betrokkenheid medewerkers, in aanwezigheid van klagers raadsman, te doen
horen. Deze tussenuitspraak is eveneens aan de onderhavige einduitspraak gehecht.

Op 11 september 2009 zijn, afzonderlijk van elkaar, [...] en [...] gehoord in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Niendure te Almelo door mr. M.A.G. Rutten, lid van de Raad, bijgestaan door de secretaris, mr. P.N.E. Plooij. Bij het horen
was klagers raadsman, mr. R. Malewicz, aanwezig. Het van het horen opgemaakte verslag, dat ook aan de onderhavige einduitspraak is gehecht, is ter kennisneming naar partijen gestuurd.

Voor zover voor de beoordeling van belang heeft de heer [A] opgemerkt: “Klager had geen problemen met plassen. Hij heeft vervolgens zelf de twee buisjes gevuld, de buisjes van dopjes voorzien en de stickers op de buisjes geplakt. Daarna heeft klager de
verklaring, die zich bij de stukken bevindt, zelf ondertekend en is hij weer teruggegaan naar zijn kamer. Het ging allemaal zonder problemen en heel vlot. (...) Bij het opsturen van het urinemonster is geen gebruik gemaakt van een formulier zoals bedoeld
in artikel 3, zesde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen. In de z.b.b.i. Niendure wordt de aanvraag (...) door een p.i.w.-er ingevuld. (...) Er wordt geen kopie van deze aanvraag bewaard”.

Voor zover voor de beoordeling van belang heeft de heer [B] opgemerkt: “Hij (klager) is gewekt en meegenomen om de urinecontrole te ondergaan. (...) daarna heeft klager zijn plasje gedaan. Dat ging niet al te snel. Er is toen een kraan opengezet om
klager
gemakkelijker te kunnen laten plassen. (...) Klager heeft de urine vervolgens zelf in twee buisjes gegoten. Darna hebben de p.i.w.-ers de dopjes op de buisjes gedaan in het bijzijn van klager. Rond een urinecontrole kan een gedetineerde nog wel eens
gespannen zijn en dan kan het lastig zijn om een dopje op een buisje te doen. Om te voorkomen dat er urine verloren gaat of het buisje op de grond valt, doen de p.i.w.-ers het dopje er op. (...) nadat klager deze gegevens had gecontroleerd, heeft hij de
stickers zelf in de lengterichting op de buisjes en over de dopjes geplakt, zodat het geheel goed was verzegeld. (...) Bij het opsturen van het urinemonster is geen gebruik gemaakt van een formulier zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen. In de z.b.b.i. Niendure wordt de aanvraag (...) door een p.i.w.-er ingevuld. (...) Er wordt geen kopie van deze aanvraag bewaard”.

4. De beoordeling
De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie verklaard dat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf te laat is uitgereikt. Vast staat dat de straf is opgelegd op 20 februari 2009 en dat de schriftelijke mededeling van die straf
aan klager is uitgereikt op 25 februari 2009. Het beklag is gelet hierop reeds gegrond.

Vast staat voorts dat bij klager een urinecontrole is afgenomen op 15 februari 2009, waarbij klager positief scoorde op het gebruik van cocaïne. Bij de inhoudelijke beoordeling van het beklag staat voorop dat ingeval van urineafname de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen van toepassing is. De in die Regeling gegeven voorschriften strekken ertoe een zorgvuldig onderzoek te waarborgen. Een stelsel van strikte waarborgen dient de betrouwbaarheid van het onderzoek. Andere
overwegingen mogen niet afdoen aan de gegeven voorschriften.

Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet de urineafname niet aan de vereisten van zorgvuldigheid die daaraan onder meer gelet op genoemde Regeling moeten worden gesteld. In onderling verband en samenhang leiden de volgende feiten en
omstandigheden tot dat oordeel:
1. De (al dan niet door klager getekende) verklaring van 15 februari 2009 houdt, voor zover van belang, het volgende in: “Hierbij verklaar ik (...) dat op bovenvermelde datum een buisje met urine is gevuld en een potje voor eventuele contra-expertise.
(...)
Het vullen van de buisjes en het aanbrengen van de verzegeling is in mijn bijzijn geschied.” Een dergelijke algemene verklaring geeft nu juist geen uitsluitsel over de vraag of de strikte voorwaarden zijn nageleefd. Immers op grond van de verklaring is
niet vast te stellen of klager de in de Regeling voorgeschreven handelingen zelf heeft verricht. Hieraan doet niet af dat de beroepscommissie, gelet op de verklaringen van gehoorde penitentiair inrichtingsmedewerkers, wil aannemen dat tenminste een
(aanzienlijk) deel van de handelingen wel door klager zelf is verricht.
2. In artikel 3, vijfde lid, van de Regeling is onder meer bepaald: “De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten.”De gehoorde penitentiair inrichtingswerker [A] heeft onder meer
verklaard: “Hij (bedoeld is klager) heeft vervolgens zelf de twee buisjes gevuld, de buisjes van dopjes voorzien en de stickers op de buisjes geplakt.” De gehoorde penitentiair inrichtingswerker [B] heeft onder meer verklaard: “Daarna hebben de
p.i.w.-ers de dopjes op de buisjes gedaan in het bijzijn van klager”. Mede in het licht van het standpunt van klager kan niet worden uitgesloten dat niet is voldaan aan het voorschrift inzake sluiting van de buisjes.
3. Beide gehoorde penitentiair inrichtingswerkers hebben verklaard dat bij de verzending van het urinemonster geen gebruik is gemaakt van een aanvraagformulier dat voldoet aan de eisen van artikel 3, zesde lid, van de Regeling.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het beklag van klager gegrond is. Zij zal het beroep van de directeur dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen onder aanvulling
van gronden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 28 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven