Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1132/GA, 17 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1132/GA

betreft: [klager] datum: 17 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 april 2009 van de beklagcommissie bij de PI Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.A.C. Cools, en [...], unit-directeur bij de PI Tilburg.
De unit-directeur bij de PI Tilburg heeft desgevraagd de videobeelden van het bezoek op een memorystick meegenomen en ter zitting op een laptop-computer aan alle aanwezigen laten zien.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv en de weigering van toegang tot de inrichting van klagers broertje voor de duur van een maand, omdat uit videobeelden is
gebleken dat klager van zijn bezoeker contrabande overgedragen heeft gekregen.

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft de oplegging van de straf ongegrond verklaard. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de opgelegde straf de duur van vijf dagen te boven gaat en een tegemoetkoming van €
15,=
toegekend. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vooreerst wordt voor de gronden verwezen naar het uitgebreide beroepschrift van klager.
Klager heeft aangegeven, en dat is ook op de videobeelden te zien, dat er een snoepzak op tafel lag en dat hij alleen snoep uit de snoepzak heeft gegeten terwijl de straf is opgelegd voor het overdragen van contrabande. Het lijkt op de videobeelden
alsof door klagers bezoeker iets in het zakje wordt gedaan, maar dat is niet goed te zien. Klager heeft 24 uur na het bezoek diverse maatregelen opgelegd gekregen, hij is gevisiteerd en in afzondering is zijn ontlasting op een zeef opgevangen. Er zijn
bij klager geen drugs aangetroffen. De straf is veel te zwaar. De beklagcommissie heeft het beklag deels gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 15 euro, maar die is niet proportioneel. Klager wenst dat het beklag geheel gegrond wordt
verklaard en eist daarbij een substantieel hogere vergoeding. De voor klager zeer vernederende gebeurtenissen vormen aanleiding om van eventuele standaardbedragen voor de tegemoetkoming af te wijken.
Klager beschrijft hoe het bezoek, dat van vier tot vijf uur duurde, verliep. Hij en zijn broertje zaten relaxed bij elkaar en aten snoep uit dezelfde snoepzak. Klager kijkt niet verdacht om zich heen, maar ziet naast zich bekenden die hij groet. Hij
kijkt altijd om zich heen. Op een gegeven moment moest hij van een piw-ster meelopen en werd zijn bezoeker weggestuurd, maar van een andere piw-er mocht hij zijn bezoek wel afmaken. Daarna is hij direct gevisiteerd en in afzondering geplaatst. Klager
heeft steeds gezegd dat hij niets heeft gekregen van zijn broertje en hij heeft aan alle onderzoeken meegewerkt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit de videobeelden blijkt dat klager contrabande overgedragen krijgt en daar is hij voor gestraft. Het was niet duidelijk wat voor contrabande dit betrof en daarom is klager in een isoleercel geplaatst. Als iemand wordt afgezonderd in verband met het
vermoeden dat er iets is ingeslikt, kan het best zo zijn dat er niet positief wordt gescoord. Als uitgegaan wordt van het bezit van harddrugs wordt conform het strafbeleid vijf dagen strafcel opgelegd. In geval van cannabis kan dat 5 dagen op eigen cel
zijn. In de beslissing staat dat de straf wordt ondergaan in de eigen cel of verblijfsruimte. Klager heeft de straf ondergaan in een receptiecel van de HR-afdeling. In dat gebouw, dat destijds als receptiegebouw dienst deed, bevinden zich reguliere
cellen. De beslissing om klager een dag in afzondering te plaatsen staat niet op schrift. Inmiddels zijn kopjes koffie en zakjes snoep en dergelijke verboden tijdens het bezoek. Situaties als de onderhavige kunnen zich derhalve tijdens bezoek niet meer
voordoen.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, Pbw is het volgende bepaald: “Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.”
In artikel 51, eerste lid, Pbw staan de disciplinaire straffen die de directeur kan opleggen wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid.

Klager is een straf opgelegd omdat uit een video-opname zou blijken dat hij tijdens zijn bezoek van zijn bezoeker contrabande overgedragen heeft gekregen. De beroepscommissie is van oordeel, de videobeelden gezien hebbende, dat voldoende aannemelijk is
geworden dat klager iets is overgedragen en dat daarmee sprake is van een feit dat onverenigbaar is met de orde en de veiligheid in de inrichting. Gelet hierop kan de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en zal het beroep in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden bevestigd. Dit geldt ook voor het oordeel van de
beklagcommissie omtrent de strafmaat, nu ook in beroep niet is kunnen blijken dat de contrabande drugs betrof.

Met betrekking tot de dag afzondering die klager is opgelegd overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het schriftelijk verslag van 21 januari 2009 is op te maken dat klager die dag om 17:15 uur is ingesloten. De disciplinaire straf is blijkens
de
schriftelijke mededeling van 22 januari 2009 die dag om 15:45 uur ingegaan.
Als hier sprake is geweest van een zogenaamd bewaardersarrest is de in artikel 24, vierde lid, Pbw genoemde periode van ten hoogste 15 uren overschreden. Als het hier een beslissing van de directeur tot oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in
afzondering betreft op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw, zijn niet de wettelijke vormvoorschriften van horen en het afgeven van een schriftelijke mededeling als bepaald in artikel 57 en 58 Pbw nageleefd. Het beroep zal in zoverre gegrond worden
verklaard en klager zal een tegemoetkoming van na te noemen hoogte worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de oplegging van de disciplinaire straf ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de dag afzondering gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J. Lamens en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven