Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1110/GA, 14 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1110/GA

betreft: [klager] datum: 14 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Michels, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 21 april 2009 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring Ter Peel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichting Vught, is gehoord [...], unit-directeur van het h.v.b. Ter Peel.
Hoewel klaagster, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is zij niet ter zitting verschenen.
Klaagsters raadsman is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Bij de directeur zijn nadere schriftelijke inlichtingen opgevraagd, die op 11 augustus 2009 op het secretariaat zijn ontvangen en naar klaagster en haar raadsman zijn gestuurd. Het betreft een GRIP-rapport waarin een eerder in 2008 telefonisch gegeven
advies op schrift is gesteld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klaagster in een individueel regime.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De directie heeft klaagster op advies van het meldpunt Grip aan een individueel regime onderworpen. Deze informatie, die kennelijk niet schriftelijk is verstrekt en evenmin in afschrift is toegezonden aan klaagster, dient met het oog op een deugdelijke
belangenafweging alsnog aan het dossier toegevoegd te worden.
Klaagster heeft in de periode januari en februari 2008 geen enkele vorm van (persoons)beveiliging gekregen, terwijl de zaak op dat moment wel speelde. Op 12 maart 2008 kreeg klaagster persoonsbeveiliging nadat zij daarvoor uitdrukkelijk haar consent
had
verleend. Met ingang van 26 maart 2008 veranderde de procespositie van klaagster. Zij was niet langer louter beschermde getuige maar werd ook als verdachte aangemerkt in hetzelfde onderzoek. Het omslagmoment werd gekozen door de officier van justitie
die haar aanhouding buiten heterdaad gelastte. Slechts voor twee verdachten in het betreffende strafrechtelijke onderzoek werd besloten tot plaatsing in een individueel regime.
In december 2008 werd klaagster door de rechtbank te Utrecht in vrijheid gesteld. Vanaf dat moment heeft zij geen persoonsbeveiliging meer gehad, ook niet nadat een groot aantal medeverdachten in vrijheid werd gesteld.
Klaagster heeft nooit het gevoel gehad dat enig gevaar voor liquidatie dreigde. Naar haar stellige overtuiging werd besloten tot plaatsing in een individueel regime om haar weerstand te breken, hetgeen is gelukt, nu is vastgesteld dat de plaatsing in
een individueel regime heeft bijgedragen aan het ontstaan van een post traumatische stress stoornis. Klaagster krijgt hiervoor thans professionele hulp.
Er blijkt niet waarom niet met een minder ingrijpend regime had kunnen worden volstaan. Klaagster bevond zich in de beveiligde omgeving van een huis van bewaring, terwijl zij kort daarvoor nog kennelijk vogelvrij mocht rondlopen in Amersfoort. Het
gevaar kwam niet vanuit de zijde van medegedetineerden of het personeel. Het wordt niet inzichtelijk gemaakt waarom klaagster daarvan werd afgeschermd. Minder ingrijpend zou bijvoorbeeld zijn geweest het enkel separaat luchten of uitsluiting van
deelname aan buitenactiviteiten.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met het aanvullende GRIP-rapport is er volgens de directeur voldoende informatie aanwezig. Klaagster is in een individueel regime geplaatst, maar misschien werkt die term verwarrend. Het is een regime dat vergelijkbaar is met de beperkingen die door de
rechter-commissaris worden opgelegd. Er kwam op een gegeven moment een telefoontje van het GRIP dat klaagster een beheersrisico vormde en op de GVM-lijst (lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico, BC) stond. Die bevestiging kwam
inderdaad later via de GVM-lijst. De directeur heeft klaagster toen afgezonderd en in een individueel regime geplaatst. Dat is de werkwijze. De directeur bemoeit zich niet inhoudelijk met de informatie. De directeur plaatst de gedetineerde met het oog
op de veiligheid. De directeur krijgt instructies van de selectiefunctionaris en het meldpunt GRIP. Zo verloopt het telefoontje ook. Als daarna de informatie via de GVM-lijst komt is er sprake van een opdracht aan de directeur. In Ter Peel bestaan de
groepen minimaal uit 24 personen. Plaatsing van klaagster in een kleine setting kan dus niet. Klaagster is overigens daarna naar Nieuwersluis overgeplaatst omdat dat een beter beveiligde inrichting is.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat er, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, vanuit dat sprake is geweest van plaatsing van klaagster door de directeur in een individueel regime. Een op schrift gestelde beslissing dienaangaande
ontbreekt.
In de Memorie van Toelichting, Tweede kamer vergaderjaar 1994-1995, 24263, nr. 3 pagina 42, bij de Pbw, wordt uitdrukkelijk vermeld dat de bevoegdheid om te bepalen in welke inrichtingen een individueel regime zal gelden aan de Minister is
voorbehouden.
De beslissing tot plaatsing in een individueel regime is op grond van artikel 15, derde lid, Pbw voorbehouden aan de selectiefunctionaris.
De locatie Ter Peel kent, gelet op de bestemmingsaanwijzing van de Penitentiaire Inrichtingen Zuid-Oost, geen individueel regime.
De beslissing van de directeur mist derhalve een deugdelijke grondslag.
De beroepscommissie merkt in dit verband nog het volgende op. Als de directeur al beperkingen aan klaagster had willen opleggen, dan is plaatsing in een individueel regime niet de juiste weg. De Pbw biedt de directeur op grond van artikel 23 de
mogelijkheid tot oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van een of meer activiteiten. Ingevolge artikel 24 Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen. Bij het nemen van deze beslissingen moeten de vormvoorschriften
als genoemd in de artikelen 57 en 58 Pbw in acht worden genomen. Voor zover de directeur zich ge?nstrueerd voelt door het meldpunt GRIP of de vermelding op de lijst GVM tot het nemen van de bestreden beslissing, is dit onjuist. Het meldpunt GRIP
adviseert de directeur op basis van informatie tot het nemen van maatregelen. Bovendien verplicht de in de Pbw bij de directeur neergelegde beslissingsbevoegdheid de directeur tot het maken van een eigen belangenafweging.
Het beroep van klaagster zal gelet op het vorenstaande gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen
van
een geldelijke tegemoetkoming en zal deze met inachtneming van de omstandigheden van het geval bepalen op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J. Lamens en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven