Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2214/SGA, 12 augustus 2009, schorsing
Uitspraakdatum:12-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2214/SGA

Betreft: [klager] datum: 12 augustus 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.C. Braak, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) Ter Apel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. van 1 augustus 2009, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in
afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 1 augustus 2009 om 17.00 uur en eindigend op 14 augustus 2009 om 17.00 uur. De ordemaatregel is opgelegd op advies van de inrichtingsarts in verband met verzoekers
gezondheidstoestand. Verzoeker heeft daarnaast veel fysiek geweld gebruikt tijdens de plaatsing in de afzonderingscel waarbij meerdere personeelsleden gewond zijn geraakt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 6 augustus 2009 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 11 augustus 2009.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel disproportioneel is. Verzoeker had op 1 augustus 2009 een epileptische aanval. Naar aanleiding daarvan heeft de inrichtingsarts geadviseerd verzoeker twee dagen in
afzondering te plaatsen. Verzoeker kon zich daar niet mee verenigen. Hij heeft aangegeven niet in een afzonderingscel te willen worden geplaatst. Verzoeker is daarop door meerdere bewaarders opgehaald om naar de afzonderingscel te worden overgebracht.
Verzoeker gaf andermaal aan het niet eens te zijn met deze beslissing. Desondanks werd verzoeker van zijn bed gelicht en naar de gang gedirigeerd. Verzoeker heeft zich hiertegen verzet door zich vast te klampen. Verzoeker voelde zich in het nauw
gedreven. Verzoeker beseft dat hij zich niet zo had moeten verzetten maar hij vindt de hem opgelegde ordemaatregelen buitenproportioneel. Dit soort incidenten hebben zich niet eerder voorgedaan.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is op 1 augustus 2009 voor zijn eigen veiligheid in een afzonderingscel met cameratoezicht geplaatst. Reden was dat verzoekers gezondheidstoestand zodanig was, dat dit voor de
directeur – mede op advies van de inrichtingsarts – aanleiding was om de bestreden beslissing te nemen. Het afdelingspersoneel heeft verzoeker tot drie maal toe verzocht medewerking te verlenen aan de plaatsing in de afzonderingscel. Verzoeker weigerde
dit met de opmerking “dan leren jullie mij kennen”. Omdat de plaatsing werd doorgezet, werd verzoeker agressief en begon bewust en gericht te slaan en te schoppen. Hierbij raakten personeelsleden gewond. Een en ander is later met het afdelingshoofd
besproken en verzoeker heeft aangegeven toen bewust geweld te hebben gebruikt.

2. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 24, gelezen in verband met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel opleggen in (onder meer) de volgende gevallen:
a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is.

Uit de inlichtingen van de directeur en uit hetgeen door en namens verzoeker naar voren is gebracht, wordt aannemelijk dat de directeur in eerste instantie voornemens was om aan verzoeker een ordemaatregel voor de duur van twee dagen op te leggen,
zulks
op aanwijzing van de inrichtingsarts. De directeur heeft uiteindelijk besloten een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op te leggen wegens het door klager gepleegde verzet bij en de weigering om mee te werken aan zijn
overbrenging naar een afzonderingscel.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter betreffen dat verzet en die weigering geen feiten waarvoor de ordemaatregel mocht worden opgelegd. Het betreft in dit geval immers strafwaardige gedragingen. Daarom had het voor de hand gelegen om in dit
geval aan verzoeker een disciplinaire straf op te leggen. Gelet daarop komt de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, nu deze is genomen in strijd met de wet, voor schorsing aanmerking.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang, tot het moment waarop de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 augustus 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven