Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1500/GM, 3 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1500/GM

betreft: [klager] datum: 3 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.B.E. van Kan, advocaat te Venlo, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 mei 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn klager en de inrichtingsarts, [...], afzonderlijk gehoord. Van dat horen is een verslag opgemaakt, welk verslag aan klager en de
inrichtingsarts ter kennisneming is toegezonden.
Klagers raadsman heeft schriftelijk gemeld verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 maart 2009, betreft het door de inrichtingsarts niet meewerken aan het laten verrichten van nader onderzoek en behandeling van klagers klachten door een medisch
specialist.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager is van mening dat de arts zijn klachten niet goed heeft behandeld en dat hij ten onrechte arbeidsgeschikt is verklaard. Hij had de klachten (een liesbreuk) al eerder. In eerste instantie is hij er mee blijven rondlopen. Toen klager werd
overgeplaatst naar De Geerhorst kreeg hij problemen met de deelname aan de arbeid. Omdat de inrichting zodanig is ingericht dat er veel trappen moeten worden gelopen om de arbeidszalen te bereiken, verergerden klagers liesklachten. Klager heeft
gevraagd
of hij met de lift naar de arbeidszaal mocht maar dat werd niet toegestaan. Klager heeft ook gevraagd om aangepast werk, maar dat kreeg hij niet. Klager verblijft nu weer in Breda. Hij doet daar ook mee aan de arbeid. Dat kan omdat hij afwisselend werk
heeft waarbij hij regelmatig zitten en staan kan afwisselen. Klager is inmiddels bij de vaatchirurg geweest en is in afwachting van de uitslag van dat onderzoek. Klager doet niet aan sport omdat hij dan te veel last van zijn lies heeft. Hij ligt veelal
op bed om naar de televisie te kijken. Dat is het enige wat hij kan doen met zijn klachten. Klager heeft de arts nooit om verstrekking van pijnstillers gevraagd. Met hem is ook nooit gesproken over het dragen van bijvoorbeeld een breukband. Klager kan
zich verenigen met de door zijn raadsman aan de beroepscommissie toegezonden toelichting op het beroep.

Namens klager is in het beroepschrift het volgende aangevoerd.
De medisch adviseur is ten onrechte niet overgegaan tot bemiddeling. Klager heeft last van een liesbreuk en een kleine hernia, tengevolge waarvan hij moeilijk kan traplopen en pijn ondervindt. De inrichtingsarts heeft aangegeven niets daaraan te kunnen
doen. Klager heeft belang bij een goede behandeling in het ziekenhuis. Klager is weliswaar inmiddels verwezen naar het ziekenhuis, maar daarmee zijn klagers klachten nog niet verholpen. Klager wordt in weerwil van die klachten arbeidsgeschikt geacht.
Dat is voor klager, gelet op de pijn die hij lijdt, niet mogelijk. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager niet de zorg krijgt die hij nodig heeft

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Omdat klager bij de medische dienst nooit om pijnstilling heeft gevraagd, is die vraag nooit aan de orde geweest. Dat is ook wel begrijpelijk als in aanmerking wordt genomen dat een liesbreuk zich niet kenmerkt door echte pijnmomenten. Veelal kan
iemand
met een liesbreuk de pijn zelf wegnemen door aanpassing van de houding. Bij klager was er geen sprake van een operatie-indicatie. Die is er alleen als er sprake is van een acute liesbreuk. Daarvan was bij klager geen sprake. Klager heeft zich in
Sittard
altijd lopend door het pand verplaatst. De arts heeft nooit klachten vernomen met betrekking tot de door klager genoemde problemen met het traplopen. Klager is, gelet op zijn klachten beperkt arbeidsgeschikt verklaard. Hij mocht geen – voor de
buikstreek – drukverhogend werk verrichten. Bij klager was feitelijk sprake van een relatief kleine liesbreuk. In eerste instantie was er geen sprake van een indicatie voor een echo. Klager zou immers maar korte tijd in detentie verblijven. Omdat
klager
hoger beroep heeft ingesteld en hij dus langer in Sittard zou blijven, is besloten hem te verwijzen naar een specialist voor het maken van een echo. Naar aanleiding van die echo wilde de chirurg een MRI-scan laten uitvoeren. Omdat de chirurg kennelijk
geen aanleiding zag voor een spoedbehandeling, is de MRI-afspraak langs de normale weg aangevraagd. Toen klager voor het eerst kwam met zijn buikklachten was de eerste diagnose een mogelijke ruptuur van een buikspier of een inklemming van de nervus
cutaneis femoris lateralis.

3. De beoordeling
Uit hetgeen door en namens klager en door de inrichtingsarts naar voren is gebracht, kan op zich worden vastgesteld dat er bij klager sprake is van een (inmiddels dubbelzijdige) liesbreuk. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is of de
inrichtingsarts voldoende voortvarend heeft gehandeld ten aanzien van die klacht. Klager heeft langere tijd met betrekking tot zijn problemen geklaagd bij de medische dienst. Uit het medisch dossier wordt voldoende aannemelijk dat die klachten serieus
zijn genomen en dat er aan de hand van de diagnose, te weten een lichte liesbreuk, en gelet op de toen gemaakte inschatting dat klager niet erg lang meer gedetineerd zou blijven, geen aanleiding bestond voor een spoedindicatie voor een verwijzing naar
een specialist. Toen duidelijk werd dat klagers detentie langer zou gaan duren, is hij verwezen naar een specialist, welke eveneens een snel chirurgisch ingrijpen niet noodzakelijk achtte. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, komt
de beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven