Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1899/GA, 3 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1899/GA

betreft: [klager] datum: 3 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juni 2009 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2009, gehouden in de p.i. Rijnmond te Rotterdam, zijn gehoord klager en [...], unit- directeur bij de locatie Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens weigering mee te werken aan een plaatsing op een meerpersoonscel (mpc).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt -zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang- als volgt toegelicht. Hij verbleef aanvankelijk op een andere afdeling en was daar onder toezicht van een psycholoog en
een
psychiater. Er was afgesproken dat klager niet op een mpc zou gaan, maar er werd geen contra indicatie afgegeven. Klager heeft nooit mee willen werken aan plaatsing op een mpc. Hij heeft tot drie maal toe schorsing van de tenuitvoerlegging van de
opgelegde disciplinaire straf gevraagd. Klager heeft uiteindelijk ingestemd met plaatsing op de mpc om uit de strafcel te komen. Er was geen sprake van vrije wil. Klager vraagt zich af waarom er later ineens wel een contra-indicatie werd afgegeven.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hetgeen schriftelijk is weergegeven lijkt tegenstrijdig. Feit is dat de lijst met contra-indicaties een beperkte lijst is. Het is zeer wel
denkbaar dat de psycholoog het onwenselijk acht dat klager naar een mpc gaat, maar dat hoeft niet te betekenen dat er sprake is van een contra-indicatie als bedoeld op de lijst. Er kunnen ontwikkelingen zijn geweest waardoor er later wel sprake was van
een van de genoemde contra-indicaties.
Indien een gedetineerde weigert mee te werken aan plaatsing op een mpc wordt hem standaard 14 dagen strafcel opgelegd. Hiervan zijn zeven dagen tenuitvoer gelegd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 21 van de Pbw in verband met artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst, een voor de
gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. In het tweede lid van voornoemd artikel 11a staat vermeld waarmee de ongeschiktheid kan samenhangen.
De directeur moet bij zijn beslissing de in het artikel genoemde factoren en omstandigheden een rol laten spelen. Steeds zal voor iedere gedetineerde afzonderlijk moeten worden beoordeeld of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde
verblijfsruimte.
Niet in geschil is dat klager contact had en heeft met psycholoog en psychiater. Vast staat verder dat voor aanzegging van het verslag contact is geweest tussen piw-er en psycholoog, uit welk contact naar voren kwam dat de psycholoog klager niet
geschikt vond voor plaatsing in een mpc, maar daarbij aangaf geen contra-indicatie te hebben.
Het had op de weg van de directeur gelegen naar aanleiding van het lezen van een dergelijke opmerking zich ervan te vergewissen wat de situatie van klager was en waarom hij niet geschikt zou zijn voor plaatsing op een mpc.
Nu achteraf is gebleken dat er bij klager toch sprake is van een contra-indicatie welke aan plaatsing op een mpc in de weg staat, moet het ervoor gehouden worden dat de directeur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de psychische gesteldheid van
klager.
Overigens bevreemdt het de beroepscommissie in het licht van al het vorenstaande dat de unit-directeur desgevraagd ter zitting niet kon aangeven van wat voor contra-indicatie uiteindelijk sprake blijkt te zijn.
De beroepscommissie acht een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel in dit geval onredelijk en onbillijk. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager de na te noemen financiële tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven