Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1341/GM, 3 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1341/GM

betreft: [klager] datum: 3 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 april 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juli 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.
Klager heeft, hoewel voor zijn vervoer naar de zitting was zorggedragen, geen gebruik gemaakt van zijn recht om op het beroep te worden gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 10 maart 2009, betreft het niet nader onderzoek van klachten met betrekking tot benauwdheid en pijn op de borst

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in het beroepschrift het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Klager heeft last van slapeloosheid, benauwdheid en schrikreacties. Hierdoor slaapt jij ongeveer één uur per nacht. Klager is, na tien maanden hierover te hebben geklaagd, uiteindelijk verwezen naar een neuroloog. De neuroloog heeft hem doorverwezen
naar een KNO-arts. Er is een afspraak gemaakt voor 20 april 2009 maar toen is men vergeten hem op transport te zetten. Klager is het niet eens met de medisch adviseur, als deze zegt dat er voldoende aandacht is geweest voor zijn medische problemen.
Door
de vertragingen bij de KNO-arts, wordt klager mogelijk in een volgende inrichting niet in een éénpersoonscel geplaatst.

De inrichtingsarts heeft verwezen naar zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur. Dit standpunt houdt – zakelijk weergegeven – in dat uit het medisch dossier van klager afdoende naar voren komt dat voldoende aandacht aan klagers
klachten is geschonken.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier van klager komt naar voren dat klager op 7 november 2008 voor het eerst bij de medische dienst heeft geklaagd over benauwdheids- en slaapproblemen. Met klager is vervolgens op die datum en op 14 november 2008 gesproken over de
mogelijkheid van slaapapneu. Klager blijkt vervolgens – blijkens het medisch dossier – met regelmaat te hebben geklaagd over de benauwdheids – en slaapklachten. Op 6 maart 2009 wordt klager door de inrichtingsarts verwezen naar een neuroloog voor een
‘second opinion’ omtrent de klachten. Klager heeft op 20 maart 2009 de neuroloog bezocht en is verwezen naar de KNO-arts. Voor dat bezoek aan de KNO-arts is door de inrichting een afspraak gemaakt voor 20 april 2009, welke afspraak in verband met
klagers aanstaande overplaatsing naar een andere inrichting is afgezegd door de medische dienst. Op 27 mei 2009 heeft klager – zo verstaat de beroepscommissie – de KNO-arts toch bezocht.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts c.q. de medische dienst van de p.i. Veenhuizen onvoldoende doortastend gereageerd op de klachten van klager. Gelet op de aard van die klachten en klagers medische historie had het voor
de
hand gelegen klager eerder door te verwijzen naar een specialist. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan klager. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 20,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Veenhuizen toekomende tegemoetkoming op € 20,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven