Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1952/GV, 24 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1952/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.C. Swier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 juli 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing is zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Van het bureau selectie- en detentiebegeleiding is vernomen dat het risico te groot zou zijn dat het slachtoffer van het delict waarvoor klager is veroordeeld, met klager geconfronteerd zou
worden
als hij verlof zou hebben. Dit is onzinnig gezien het feit dat het slachtoffer in Suriname woont. Dit is de raadsman ambtshalve bekend, nu de raadsman het slachtoffer in januari 2009 in Suriname heeft gehoord. De officier van justitie was daarbij ook
aanwezig. Mitsdien is het door het Openbaar Ministerie (OM) aangevoerde argument als dubieus te kwalificeren. Inhoudelijk wordt hiervoor verwezen naar een kopie van het proces-verbaal dat is opgemaakt op 8 januari 2009. Op basis van deze reden kan de
weigering niet in stand blijven.
Het argument van het hoge recidiverisico verhoudt zich slecht met het feit dat klager is geselecteerd voor plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Voorwaarde daarvoor is volgens artikel 4 van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden dat de gedetineerde een beperkt maatschappelijk risico vormt. Vanaf oktober 2009 gaat een penitentiair programma van start. Hierbij hoort ook het toepassen van algemeen verlof. Resocialisatie kan niet
zonder algemeen verlof. Inhoudelijk wordt verwezen naar een rapport van de reclassering van 22 juni 2009. Uit het rapport van het Meldpunt Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) blijkt niet dat de informatie over klager afkomstig is van een
betrouwbare bron. Voorts wordt opgemerkt dat klager de afwijzing op 14 juli 2009 heeft ontvangen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om algemeen verlof omdat de moeder van zijn dochter te ziek zou zijn om op klagers dochtertje te letten. Voorst is aangegeven dat de moeder en klagers dochter voor enkele weken naar Suriname zijn vertrokken. Klagers functioneren in de
inrichting is goed, met uitzondering van de laatste periode, waarin klager ongeduldig en wanhopig zou zijn geweest. Bovendien is het advies van het OM wel degelijk goed beargumenteerd en uitgebreid onderbouwd. Het gaat echter te ver om het advies
letterlijk in de beslissing over te nemen. Dat de raadsman meldt dat het slachtoffer in Suriname zou verblijven is onbekend. Als het confrontatiegevaar met het slachtoffer zou wegvallen, dan nog worden de andere argumenten onvoldoende geacht om tot
herziening van de bestreden beslissing over te gaan. Met betrekking tot het hoge recidiverisico wordt gemeld dat klager geselecteerd is voor de b.b.i. Westlinge, een inrichting zoals wordt bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting. Dit betekent dat klager geen regimesgebonden verlof krijgt maar dat hij in een gesloten inrichting verblijft.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de LABG Demersluis te Amsterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven dat klager een zeer aanzienlijk aantal veroordelingen heeft voor vermogensdelicten, Opiumwetfeiten en vuurwapenbezit. Er is bezwaar tegen verlofverlening gezien het stadium van de
procedure, het recidivegevaar en de onwenselijkheid van confrontatie met het slachtoffer.
Het coördinatiebureau Terugdringen Recidive heeft vermeld dat de recidivekans als hoog wordt ingeschat. Het advies voor algemeen verlof is gematigd positief, waarbij opgemerkt wordt dat klager hierin het voordeel van de twijfel krijgt.
Het Meldpunt Grip heeft op 7 juli 2009 geïnformeerd dat informatie is ontvangen waaruit volgt dat ten aanzien van klager sprake is van gevaar van onttrekking aan detentie.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – het medeplegen van een gijzeling, vuurwapen- en munitiebezit. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 16 maart 2010. Aansluitend wordt eventueel een eerder
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden ten uitvoer gelegd.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

In de stukken bevindt zich een rapport van de reclassering. Daaruit volgt dat klager – ondanks zijn detentieverleden – nimmer begeleid is omdat hij recidiveerde of naar het buitenland vertrok. Tevens is in 2002 de detentie van klager tweemaal
onderbroken omdat klager zich aan zijn detentie onttrok door niet terug te keren van verlof, maar te vertrekken naar Suriname. Daarbij volgt uit de stukken dat klagers vriendin en dochter eveneens voor een paar weken naar Suriname zijn vertrokken.

In het midden moet blijven of juist is dat het slachtoffer thans in Suriname verblijft. Mede gezien de fictieve einddatum en de informatie van het Meldpunt Grip is de beroepscommissie van oordeel dat het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van
de opgelegde straf thans zwaarder weegt dan het belang van de voorbereiding op een goede terugkeer in de maatschappij. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat een afwijzing van klagers verlofaanvraag bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 augustus 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven