Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1618/GV, 24 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1618/GV

betreft: [klager] datum: 24 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.S. Nan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juni 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft tevergeefs getracht uitstel te krijgen bij de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard. Het was lastig om een plaatsvervanger in te zetten in klagers eenmanszaak. Inhoudelijk wordt verwezen naar enkele stukken waaruit kan blijken dat de
financiële situatie van klager zeer slecht is. Klager meent dat hij de enige is die de onderneming weer op de rit kan krijgen, met name in de zomerperiode. Zonder strafonderbreking zal een faillissement van klager, diens onderneming en diens vrouw
onafwendbaar zijn. Ten aanzien van de constatering dat klager harddrugs heeft gebruikt, wordt meegedeeld dat daartegen rechtsmiddelen zijn ingesteld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft als ondernemer werk aangenomen wat hij niet kan uitvoeren, omdat hij zich heeft gemeld wegens het uitzitten van zijn detentie. Klager was op de hoogte van het feit dat hij nog detentie moest ondergaan. Hij had in voorbereiding daarop zaken
moeten regelen met betrekking tot zijn bedrijfsvoering. De genoemde gevolgen waren dan ook te voorzien. Klager had een zaakwaarnemer kunnen aanstellen. Ook had hij als zelfmelder uitstel kunnen vragen. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat een
eventueel faillissement volgt. Klager kan in de inrichting naast zijn reguliere bezoek ook zakenbezoek regelen. Daarbij is klager door eigen toedoen teruggeplaatst in een regime zonder regimaire vrijheden, terwijl hij tijdens regimiare vrijheden het
een
en ander had kunnen regelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ondersteunt klagers verzoek niet.
De politie heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van anderhalve maand met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal onder strafverzwarende omstandigheden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 augustus 2009. Aansluitend dient hij
eventueel vervangende hechtenis van 93 dagen te ondergaan wegens een hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel en subsidiaire hechtenis van in totaal 12 dagen. Tevens dient klager een subsidiaire hechtenis van zeven dagen gijzeling op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Tevens dient te worden aangetoond dat de zakelijke belangen reeds voor
aanvang
van de detentie bestonden en dat de persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.
Aannemelijk is dat er omstandigheden zijn van zakelijke aard die persoonlijke aanwezigheid van klager wenselijk maken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van noodzaak voor het verlenen van
strafonderbreking. Daarbij is in acht genomen dat klager zelf geen maatregelen ter vervanging heeft getroffen, terwijl hij ruim van tevoren wist dat hij een gevangenisstraf diende uit te zitten. Bovendien is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager
om uitstel heeft verzocht om zijn detentie te ondergaan. Gelet hierop kan de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven