nummer: 09/769/GM
betreft: [klager] datum: 16 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 maart 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam zijn namens de inrichtingsarts[...] en [...] gehoord door mr. I.E. de Vries en drs. L.E.M. Kleipool, bijgestaand door R. Kokee, secretaris. Klager en zijn raadsman,
mr.
H. Raza, hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 februari 2009, betreft het niet serieus nemen van klagers klachten, waardoor een verkeerde behandeling is ingezet.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft zich wegens gezondheidsproblemen tot de medische dienst gewend. Hem werd echter verteld dat hij uitsluitend een griepje zou hebben en dat hij een aspirinetablet moest innemen. Klager gaf aan
dat er meer aan de hand was dan een griepje, maar hier werd niet naar geluisterd. Uiteindelijk moest klager in het Penitentiair Ziekenhuis behandeld worden. Klager meent dat de medische dienst zijn zorgplicht heeft verzaakt en zijn klachten niet
serieus
heeft genomen. De verergering van de klachten en het ziektebeeld zijn voornamelijk aan de lakse houding van de medische dienst te wijten. De dienst had tijdig moeten ingrijpen.
Klager betwist dat hij zich beter voelde en daarom op 27 januari 2009 niet meewerkte aan een bloedafname. Hij had op dat moment familiebezoek. De uitdraai medische gegevens laat verder een onvolledig beeld zien. Klager heeft sedert januari 2009
herhaaldelijk aangegeven dat hij zich heel ziek voelde en kreeg uitsluitend pijnstillers voorgeschreven. Voor 19 januari 2009 heeft men niet de moeite genomen om klager op een correcte wijze te onderzoeken, terwijl na enkele dagen volkomen duidelijk
had
moeten zijn dat er iets anders aan de hand was dan een griepje.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De eerdere griepklachten en de gewrichtsklachten staan los van elkaar. Op de gewrichtsklachten is direct gereageerd. De vertraging is ontstaan door klagers weigering naar de medische dienst te
komen om bloed te laten prikken. De verwijzing naar het penitentiair ziekenhuis was niet noodzakelijk geweest, indien klager zijn antibiotica oraal zou hebben genomen. De opname in het Penitentiair Ziekenhuis is nodig geweest omdat de antibiotica
intraveneus is toegediend, hetgeen in de inrichting niet mogelijk is. De medische dienst heeft zich uitstekend aan zijn zorgplicht gehouden.
3. De beoordeling
Klager meent dat de medische dienst onzorgvuldig heeft gehandeld, door zijn klachten niet serieus te nemen. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, blijkt dat adequaat op de klachten is gereageerd. Dat de griepklachten en gewrichtsklachten los
van elkaar gezien moeten worden, is naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk. Op de gewrichtsklachten is direct gereageerd door het afnemen van een bloedonderzoek. De diagnose artritis is ook snel gesteld. De beroepscommissie is het
voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 juli 2009
secretaris voorzitter