Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3267/GA, 14 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3267/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. van Zundert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 november 2008 van de beklagcommissie bij de locatie Dordrecht van de Detentieboot Zuid-Holland,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de bejegening door personeel van de locatie Dordrecht;
b. het door de medische dienst van de locatie niet verstrekken van medicatie en het bieden van onvoldoende (medische) zorg; en
c. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, wegens intimiderend gedrag tegenover een toezichthouder en vernieling van een stoel en een afstandbediening van de televisie.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag en onderdeel c van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager lijdt aan een posttraumatische stressstoornis tengevolge van martelingen in Iran. Voor die klachten is hij tot het moment waarop hij in vreemdelingenbewaring werd genomen, behandeld door een psychiater in Nijmegen en daarvoor zijn hem ook
medicijnen verstrekt. Die medicatie is hem op de detentieboot ontnomen dan wel niet verstrekt. Klager is van mening dat dit onzorgvuldig en onverantwoord handelen is. Door het niet-verstrekken van die medicatie werd klagers toestand steeds slechter.
Hij
heeft herhaaldelijk om de verstrekking daarvan verzocht, dit werd hem echter steeds geweigerd. Op enig moment voelde klager zich zodanig in het nauw gedreven, dat hij in zijn cel de stoel en de afstandsbediening van zijn televisie kapot heeft gegooid.
Daarop is door het personeel, dat in overtal zijn cel binnenkwam en hem tegen de grond heeft gedrukt, onnodig veel geweld gebruikt. Indien aan klager goede medische zorg was verleend, had een en ander niet tot deze situatie geleid. Om die reden is de
beslissing van de directeur om klager disciplinair te straffen dan ook onredelijk. Verzoeker heeft overigens na dit incident wel de benodigde medicatie verstrekt gekregen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat ten aanzien van onderdeel a van het beklag geldt dat er zijns inziens geen sprake is van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60,
eerste lid, van de Pbw. Ten aanzien van onderdeel b van het beklag is de directeur van mening dat het hier een klacht betreft tegen het medisch handelen van de medische dienst. Daarover moet om bemiddeling worden verzocht bij de Medisch Adviseur. De
klacht is door de beklagcommissie ter behandeling doorgezonden naar de Medisch Adviseur. Ook hier is dus geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt dat klager zich
toen intimiderend heeft gedragen ten opzichte van het dienstdoende personeel. Ook heeft hij toen een stoel en een afstandsbediening vernield. Hierdoor werd de orde en rust in de inrichting zodanig verstoord, dat de inzet van het interne bijstandsteam
(IBT) noodzakelijk werd geacht. Hierdoor wordt de noodzaak tot het gebruik van geweld door het personeel tot een minimum beperkt. Bij klager betrof dit het neerleggen op de vloer en het aanleggen van handboeien. Klager is vooraf gevraagd om zijn
medewerking te verlenen aan plaatsing in een strafcel. Indien hij zijn medewerking had willen verlenen, zou het neerleggen op de vloer van de verblijfsruimte niet noodzakelijk zijn geweest.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de beklagonderdelen a en b kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal
derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

De in beklagonderdeel c bedoelde straf is opgelegd door [...], werkzaam als afdelingshoofd bij de Detentieboot Zuid-Holland, die bij besluit van de Staatssecretaris van 23 maart 2009 is aangewezen als vervanger van de directeur van betreffende locatie,
zulks met terugwerkende kracht tot 24 april 2008.
In de eerste plaats dient opgemerkt te worden dat een dergelijke aanwijzing naar zijn aard rechtens geen terugwerkende kracht – daarvan zou in deze gelet op de datum van de strafoplegging sprake moeten zijn – kan hebben; een onbevoegd opgelegde straf
(of ordemaatregel) kan niet op deze wijze achteraf “gerepareerd” worden.
Ten tweede geldt dat de bedoelde aanwijzing sowieso rechtskracht mist als zijnde in strijd met de bedoeling van de wet. Immers, kenmerkend voor de functie van directeur is het belast zijn met een algemene beheersbevoegdheid terwijl de functie van
afdelingshoofd een meer beperkte beheersbevoegdheid impliceert. In deze blijken alle afdelingshoofden, die belast zijn met het beheer van een afdeling, aangewezen te zijn als vervanger van de directeur zonder belast te zijn met enige algemene
beheerstaak. De disciplinaire straf is mitsdien onbevoegd opgelegd, hetgeen leidt tot een gegrondverklaring van dit onderdeel van het beklag.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming terzake van de gegrondverklaring van onderdeel c van het beklag. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt in
zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven