Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1870/GB, 7 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1870/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.D.A. van Boom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Tilburg afgewezen.

2. De feiten
Klager is thans sedert 15 mei 2009 gedetineerd. Hij verblijft in het huis van bewaring Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek om overplaatsing is gelegen in de omstandigheid dat verzoeker vader is van een zoontje. Hij kan niet bewijzen dat hij vader is van dat kind dat geboren is op 16 februari 2007. Klager is niet de biologische vader. Klagers partner is de
biologische moeder van het kind en dat kind ziet klager als zijn vader. Klager wil daarom graag dat zijn partner en het kind hem komen bezoeken om de bestaande band te behouden. Het kind heeft osteogenesis imperfecta, een zeldzame erfelijke aandoening
waardoor er grote breekbaarheid van het skelet ontstaat. Klagers partner en haar kind wonen in Breda en de reis naar Arnhem is een te grote opgave voor zijn partner en kind. Klager is van mening dat er in zijn geval sprake is van een zwaarwegend
persoonlijk belang waarmee de selectiefunctionaris rekening had moeten houden bij de beslissing. De selectiefunctionaris heeft niet onderbouwd waarom een eerdere onttrekking van klager aan zijn detentie tot gevolg moet hebben dat hij minder eenvoudig
bereikbaar is voor zijn bezoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Namens verzoeker is gevraagd om overplaatsing naar de PI Tilburg. Daarbij is aangevoerd dat zijn vriendin vanwege een bevalling niet in staat is tot reizen. De afwijzing is gegrond op het ontbreken van enige onderbouwing van de gestelde geboorte van
het
kind. Daarbij is aangegeven dat de inrichting, indien een geboortebewijs zou worden overgelegd, een nieuw selectieadvies zou kunnen opstellen. Dat bewijs is tot heden niet door klager geleverd. In de bestreden beslissing staat voorts vermeld dat
klagers
moeilijkere bereikbaarheid mede een gevolg is van zijn eerdere onttrekking aan detentie. De selectiefunctionaris heeft bij een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding navraag gedaan omtrent de huidige situatie van klager. Daaruit
kwam
naar voren dat klager momenteel bezoek ontvangt en dat uit navraag bij klagers partner bleek dat het overleden kind niet van klager en zijn partner was. Klager heeft bij navraag aangegeven dat het een kind betrof van klager en een andere (onbekende)
vriendin. Hieruit kan worden geconcludeerd dat verzoeker bij het indienen van het verzoek niet de juiste informatie heeft verstrekt.

4. De beoordeling
Door en namens klager is aangevoerd dat klager er belang bij heeft om te worden overgeplaatst naar een inrichting in de omgeving van Breda. In het overplaatsingsverzoek is dat belang onderbouwd met de stelling dat klager bezoek wil krijgen van zijn
(pasgeboren) kind en zijn vriendin. Desgevraagd is door of namens klager geen nadere (feitelijke) onderbouwing van dat verzoek ingebracht. In beroep heeft klager aangevoerd dat het belang van klager niet is gelegen in het ontvangen van bezoek van de
moeder van zijn – overigens inmiddels overleden – kind maar van zijn partner en haar kind, met welk kind hij een ouderlijke band heeft. Klagers partner en dat kind kunnen volgens klager de reis naar Arnhem bezwaarlijk maken omdat het kind
gezondheidsproblemen heeft. Noch omtrent die gezondheidsproblemen noch omtrent de gestelde (ouderlijke) relatie tussen klager en het betreffende kind is enige nadere onderbouwing overgelegd, terwijl uit de informatie van de selectiefunctionaris kan
blijken dat klagers partner hem regelmatig in Arnhem bezoekt. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven