Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1488/GB, 7 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1488/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 mei 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet in aanmerking te laten komen voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 mei 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de beperkt beveiligde inrichting (hierna: b.b.i.) van de locatie Bankenbosch.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 8 mei 2001 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Daarnaast is klager veroordeeld tot het betalen aan de Staat van een bedrag van € 22.320,23, zulks ter ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij die veroordeling is tevens op grond van het bepaalde in art. 24 (oud) Sr vervangende hechtenis voor de duur van 98 dagen opgelegd. Deze uitspraak is op 12 mei 2003 onherroepelijk geworden. Daarom geldt voor deze
uitspraak dat, ten aanzien van de vervangende hechtenis, het oude recht van toepassing is. Het volledig uitzitten van de vervangende hechtenis heeft tot gevolg dat de betalingsverplichting komt te vervallen. Klager had op 7 februari 2008 ten aanzien
van
de ontnemingsvordering een betalingsregeling getroffen met het CJIB. In februari 2009 heeft klager aan een medewerkster van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) van de locatie Bankenbosch verzocht om na te gaan of klager in aanmerking
zou komen voor deelname aan een p.p.. Daarbij ging het met name om de vraag of de nog niet (geheel) betaalde ontnemingsvordering daarbij een belemmering zou vormen. Klager werd meegedeeld dat dit niet het geval was. De ontnemingsvordering was inmiddels
namelijk al omgezet in vervangende hechtenis. Om die reden was er geen sprake meer van een openstaand geldbedrag. Gelet daarop zou klager in aanmerking komen voor deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht (e.t.). Nadat klager dit hoorde, heeft
hij
de betalingsregeling met het CJIB stopgezet. In voorbereiding op het p.p. heeft klager, samen met het b.s.d. en de reclassering, voorzieningen getroffen om dat p.p. mogelijk te maken. Hij heeft woonruimte gehuurd en ingericht. Hij heeft een uitkering
geregeld en alle andere maatregelen voor een nieuwe start getroffen. Met de reclassering Leeuwarden is afgesproken dat het e.t. op 11 mei 2009 zou ingaan. Enkele dagen voor die datum hoorde klager, via het b.s.d., dat deelname aan het p.p. niet
mogelijk
zou zijn. De selectiefunctionaris zou voornemens zijn het daartoe strekkende verzoek af te wijzen. De selectiefunctionaris is van mening dat klager niet in aanmerking komt voor een p.p., omdat de bepalingen ten aanzien van deelname daaraan de
vervangende hechtenis met betrekking tot de ontnemingsmaatregel niet noemen en omdat klager die vervangende hechtenis thans zou uitzitten. Klager heeft tegen die beslissing bezwaar ingesteld. De selectiefunctionaris blijft bij haar standpunt dat een
p.p. niet mogelijk is bij vervangende hechtenis voor een ontnemingsvordering. De beroepscommissie heeft eerder, in haar uitspraak van 28 februari 2007, kenmerk 06/3255/GB, aangeven dat de wet toepassing van een p.p. in het geval van tenuitvoerlegging
van vervangende hechtenis, ook als dat plaatsvindt wegens het niet deelnemen aan een taakstraf, niet uitsluit. Dit is bevestigd in de uitspraak van de beroepscommissie van 27 maart 2007, kenmerk 07/127/GB. Tenslotte heeft de beroepscommissie in haar
uitspraak van 15 augustus 2008, kenmerk 08/1498/GB, aangegeven dat de regelgeving, indien de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis terzake een ontnemingsvordering niet aansluit op een vrijheidsstraf, geen ruimte laat voor toepassing van
detentiefasering.
Klagers vervangende hechtenis is hem opgelegd naar aanleiding van een veroordeling tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Gelet op de ruime uitleg die de beroepscommissie hanteert, had klager in aanmerking moeten komen voor
detentiefasering en deelname aan een p.p. Door klager daar niet voor in aanmerking te laten komen is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ook is er sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel.
De betreffende medewerkster van het b.s.d. heeft een uitgebreide brief op willen stellen over de gang van zaken bij klagers selectie. Haar is dat door haar leidinggevende verboden. Hierdoor wordt klager bemoeilijkt in zijn streven om duidelijkheid
omtrent te feiten te krijgen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is thans gedetineerd in verband met een aantal hem opgelegde straffen en vervangende hechtenissen. Een van de vervangende hechtenisstraffen is opgelegd naar
aanleiding van een veroordeling tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij plaatsing in een b.b.i. worden gedetineerden die – als klager – een straf van vervangende hechtenis dienen te ondergaan in verband met een ontnemingsmaatregel,
specifiek genoemd als categorie die voor een dergelijke plaatsing in aanmerking komen. Bij de verdere fasering wordt deze vorm van hechtenis niet meer genoemd. Volgens de memorie van toelichting valt deze vorm van vervangende hechtenis niet onder de
vrijheidsstraffen. Daarom is deelname aan een p.p., anders dan bij samenvoeging van gevangenisstraffen en (andere) vervangende hechtenstraffen niet mogelijk. Deelname aan een p.p. kan, aldus het bepaalde in de Pbw, door personen die een vrijheidsstraf
opgelegd hebben gekregen. Dat is bij een vervangende hechtenis als de onderhavige niet het geval. Op dit moment staat de ontnemingsvordering van klager nog open en kan er ieder moment betaald worden door klager. In dat geval is er geen sprake meer van
een tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Klager verblijft op dit moment op andere titel in detentie. De bedoelde vervangende hechtenis zal aansluitend, ingaand op 2 december 2009 ten uitvoer worden gelegd. Een met klager opgestelde
betalingsregeling is geëindigd door stopzetting van de betalingen.
De omstandigheid dat er inmiddels al veel voorzieningen zijn getroffen, hoeft volgens de selectiefunctionaris niet te leiden tot deelname aan een p.p. Met het treffen van die voorzieningen had immers gewacht kunnen worden totdat de definitieve
beslissing van de selectiefunctionaris ontvangen was. De door en namens klager aangehaalde uitspraken van de beroepscommissie zien op andere gevallen. De onderhavige vervangende hechtenis heeft immers tot gevolg dat de vordering komt te vervallen. Ten
aanzien van het al dan niet voor klager mogen schrijven van een brief door een medewerker van het b.s.d. geldt dat het b.s.d. werkt in opdracht van de inrichting en niet voor klager of zijn advocaat. Om die reden is het aan haar niet toegestaan die
brief te verzenden.

4. De beoordeling
4.1. Het beroep ziet op de vraag of klager in aanmerking dient te komen voor deelname aan een p.p.

4.2. Klager verblijft sinds 16 juni 2009 in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen en voldoet aan de eisen die gelden voor detentiefasering.

4.3. Klager ondergaat thans een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. Aansluitend dient hij nog een aantal andere gevangenisstraffen te ondergaan. De tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraffen eindigt in beginsel op 12 september 2009.
Daarnaast staan er nog 16 dagen vervangende hechtenis in verband met opgelegde geldboetes, 68 dagen vervangende hechtenis in verband met een opgelegde schadevergoedingsmaatregel en 98 dagen vervangende hechtenis in verband met een veroordeling tot
ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, open.

4.4. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Pbw, komen voor deelname aan een p.p. gedetineerden in aanmerking die zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden en deelname aan dat programma kan gedurende ten
hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

4.5. Artikel 1, aanhef en onder s, van de Pbw bepaalt dat onder vrijheidsstraf moet worden verstaan: gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en vervangende jeugddetentie.
De vervangende hechtenis in verband met de oplegging van een betalingsverplichting in verband met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel die aansluitend aan gevangenisstraf wordt tenuitvoergelegd wordt daaronder begrepen. De bestreden
beslissing die van een andere uitleg uitgaat, kan daarom niet in stand blijven. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze
uitspraak
binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4.6. Overigens merkt de beroepscommissie het volgende op. Indien een medewerker van de b.s.d. bereid is omtrent de gang van zaken een verslag op te stellen, kan dit dienen voor een juiste vaststelling van de feiten.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven