Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0127/GB, 27 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/127/GB

Betreft: [klager] datum: 27 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 8 januari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), eventueel gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.), afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is sedert 12 juli 2006 gedetineerd. Zij verbleef in de gevangenis Ter Peel te Sevenum. Op 5 december 2006 is zij overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Ter Peel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klaagster is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i, gevolgd door plaatsing in een p.p., als volgt toegelicht.
Klaagster wordt niet toegestaan door te faseren omdat zij een taakstrafvervangende hechtenis moet uitzitten. Klaagster is van mening dat, anders dan door de selectiefunctionaris wordt aangegeven, de wet een dergelijke doorfasering toelaat. Overigens
was
de reden voor het niet kunnen uitvoeren van de taakstraf gelegen in medische redenen. Klaagster had zich verheugd op de plaatsing in een z.b.b.i. en daarna het mogen deelnemen aan een p.p. Klaagster weet dat er van alles fout is gegaan in Ter Peel, dat
lag niet enkel aan haar. Er is medisch gezien van alles mis gegaan. Klaagster heeft negen kinderen, haar laatste kind is in deze detentie geboren. Klaagster wil graag regelmatig contact onderhouden met haar man en kinderen en dat is in de b.b.i. erg
moeilijk omdat zij dan slechts één keer per maand naar huis mag.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Volgens de geldende criteria komt klaagster in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Bij berekening van de juiste plaatsingsdata blijkt echter dat klaagster vanaf 9 maart 2007 een taakstrafvervangende hechtenis uit moet zitten. De plaatsingsdatum
voor een p.p., bij stapeling z.b.b.i/b.p.p. kan ingaan op 12 april 2007. Omdat deze datum valt in de termijn van de taakstrafvervangende hechtenis, is plaatsing in een p.p. niet toegestaan. Een eventuele kale plaatsing in een z.b.b.i., dus zonder p.p.,
kan ingaan op 24 maart 2007 en deze datum valt eveneens in de termijn van de taakstrafvervangende hechtenis en ook deze mogelijkheid is dus niet geoorloofd. Klaagster komt daarom volgende de door het openbaar ministerie gestelde richtlijnen niet in
aanmerking voor plaatsing in een meer open regime dan wel een p.p. Dit is weliswaar niet in bestaande regelgeving vastgelegd maar wordt als beleid wel toegepast. Reden hiervoor is dat de taakstrafvervangende hechtenis een door een rechter opgelegde
straf is nadat men de kans heeft gehad om een taakstraf te verrichten. Het lijkt niet logisch om, indien van de mogelijkheid van een taakstraf geen gebruik wordt gemaakt, de betrokken gedetineerde toe te staan om de hem ter vervanging opgelegde
vrijheidsstraf in aanmerking te laten komen voor ruime vrijheden. Hoewel de selectiefunctionaris begrip heeft voor de voor klaagster lastige detentieperiode, ziet zij geen aanleiding om van de richtlijnen af te wijken. Omdat klaagster inmiddels in een
b.b.i. verblijft, zal haar worden toegestaan in de b.b.i. te verblijven bij de tenuitvoerlegging van de taakstrafvervangende hechtenis.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan €.
226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat volgens artikel
1, aanhef en sub s, van de Pbw, onder vrijheidsstraf wordt verstaan: gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. Op grond van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Pbw, vindt de tenuitvoerlegging
van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, plaats door onderbrenging van de persoon aan wie deze is opgelegd in een penitentiaire inrichting dan wel door diens deelname aan een
penitentiair programma.

4.4. De selectiefunctionaris heeft in de beslissing aangegeven dat hiervoor genoemd artikel 2 van de Pbw in de weg zou staan aan een plaatsing in een z.b.b.i./p.p. Klaagster ondergaat thans een straf van (vervangende) hechtenis, haar opgelegd in
verband met het niet deelnemen aan een eerder opgelegde taakstraf. De wet sluit echter noch een plaatsing in een z.b.b.i, noch het toepassen van een p.p. in het geval van tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis – ook indien die plaatsvindt wegens
het niet deelnemen aan een taakstraf – uit.

4.5. De bestreden beslissing zal daarom worden vernietigd en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven