Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0855/GA en 09/913/GA, 31 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/855/GA en 09/913/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van unit D van de PI Tilburg,

en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...],

beide gericht tegen (onderdelen van) een uitspraak van 26 maart 2009 van de beklagcommissie bij de PI Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Westendorp, en [...], unit-directeur bij de PI Tilburg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in afwachting van overplaatsing;
b. het aanbieden van klager ter herselectie;
c. de beschuldiging van klager dat hij rijkseigendommen heeft willen ontvreemden en
d. het intrekken van verlof.

De beklagcommissie heeft de beklagen gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 105,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager beroept zich erop dat hij 198 kledingstukken mocht meenemen van werkmeester [A]. Klager heeft het weliswaar over 93 kledingstukken, maar de directeur heeft de stukken zelf geteld en kwam tot 198. Werkmeester [A] heeft desgevraagd ontkend dat hij
klager heeft toegestaan kledingstukken mee te nemen naar zijn cel met de uiteindelijke bedoeling die kledingstukken uit te voeren. Het is overigens een feit van algemene bekendheid dat het ten strengste verboden is om materiaal van de arbeid mee te
nemen. Het zou best kunnen dat ook andere gedetineerden kleding hebben meegenomen. In casu valt het niet mee om te controleren of iemand heimelijk spullen meeneemt. Het is namelijk betrekkelijk eenvoudig een trui of een jack over een t-shirt aan te
trekken en op die manier dat jack of die trui te ontvreemden. Dat zou alleen voorkomen kunnen worden door steeds foto’s van iedereen te maken voordat de arbeidszaal wordt betreden. Daar is echter niet voor gekozen. Het valt hoe dan ook niet mee om
diefstal vanaf de arbeidszaal te voorkomen. Op dit moment worden CD-schijfjes verwerkt op de arbeidszaal en die schijfjes worden nu ook bij gedetineerden op cel aangetroffen.
Van de kledingstukken moesten (poets)lappen worden gesneden. De kledingstukken worden door een externe leverancier beschikbaar gesteld en deze leverancier verlangt dat er (poets)lappen van worden gesneden. Klager moet worden toegegeven dat het vaak om
kleding ging die nog in een uitstekende staat verkeert, maar dat rechtvaardigt nog niet het zo maar meenemen van die kleding.
Klager stelt dat de koffie steeds werd weggegooid en dat hij de koffie toen maar apart zette om mee te nemen. Dat laatste is natuurlijk niet de bedoeling. Gedetineerden zitten met zes man op een cel. Wekelijks wordt een pak koffie verstrekt. Wanneer
er,
zoals klager heeft gesteld, door geen van allen koffie wordt gedronken, dan kunnen de gedetineerden dit aangeven zodat er de volgende keer geen koffie aan hen wordt verstrekt. In het onderhavige geval heeft klager ervoor gekozen het pak koffie steeds
apart te zetten. Bij de volgende koffieronde werd er dan weer een pak koffie in de verblijfsruimte van de zes gedetineerden gezet, welk pak klager dan weer apart zette. Volgens de directeur is dit gewoon het ontvreemden van koffie.
De directeur heeft, samen met collega unit-directeur [B], uitvoerig met klager gesproken. Daarbij heeft klager aangegeven dat hij de kleding in een soort ruimte aan de achter- en onderkant van zijn jas stopte en dan de werkzaal uitvoerde. Volgens de
directeur doe je dat niet als je toestemming van de werkmeester hebt om de kleding mee te nemen. Hij gaf ook aan dat hij over beperkte financiële middelen beschikt en de kleding en koffie als Sinterklaascadeau wilde geven. Klager mag nu ter zitting van
de beroepscommissie ontkennen dat hij dit heeft gezegd, maar dat heeft hij wel.
Klagers raadsman geeft aan dat de spullen die klager had willen meenemen afval betroffen. Zoals gezegd wordt de kleding aangeboden door een externe leverancier en moet die kleding worden versneden tot (poets)lappen. De kleding is niet van de inrichting
en het betreft geen afval. De koffie althans de niet aangebroken, vacuüm verpakte koffie wordt evenmin weggegooid en betreft dus ook geen afval.
De directeur geeft voorts aan dat het mogelijk is dat de werkmeester aan klager toestemming heeft verleend om één paar inlegzooltjes mee te nemen, maar niet het aantal, te weten tien, dat bij klager is aangetroffen.
De directeur merkt tenslotte op dat aan klager een ordemaatregel van afzondering is opgelegd. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de handelwijze van klager niet wordt getolereerd; het is lik op stuk. Tevens vormt dit een soort drukmiddel op de
selectiefunctionaris om binnen een afzienbare tijd een beslissing op het voorstel tot overplaatsing te nemen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig een pleitnotitie. In aanvulling daarop heeft hij nog het volgende aangevoerd.
Het door klager ingediende beroepschrift ziet op de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het toegekende bedrag ziet op de tijd die klager in afzondering heeft doorgebracht. Het door klager ondervonden nadeel was echter groter: zo heeft klager
vertraging opgelopen in zijn verdere detentiefasering. Hij wil dit graag gecompenseerd zien.
In reactie op het beroepschrift van de directeur: de grond die de directeur nu aan zijn beslissing om klager in afzondering te plaatsen, te weten om druk op de selectiefunctionaris uit te oefenen, is uit den boze. Dat kan echt niet. Wellicht heeft
werkmeester [A] desgevraagd, na een stevig gesprek met de directie en misschien om zijn eigen hachje te redden, gezegd dat hij klager geen toestemming heeft gegeven om de goederen mee te nemen, maar in eerste instantie heeft hij die toestemming wel
gegeven. Sterker nog: de kleding werd in balen aangevoerd. Medegedetineerde [C] moest die balen ophalen en naar de arbeidszaal brengen. Eenmaal aangekomen op de arbeidszaal waren de balen vaak al opengebroken. [C] had dan “eerste keuze” gehad.
Het stukje over “afval” in de pleitnotitie is misschien enigszins ongenuanceerd weergegeven. De kleding die verwerkt moest worden tot poetslappen is niet als afval aan te merken. Klager kan gedocumenteerd aangeven dat het om 93 kledingstukken ging en
de
directeur stelt nu zonder enige onderbouwing dat het om 198 kledingstukken zou gaan. De directeur heeft aangegeven dat er thans CD-tjes op de werkzaal worden verwerkt en dat er nu ook CD-tjes in de cellen van gedetineerden worden aangetroffen. Hoe zou
dat toch kunnen?

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd. De directeur geeft aan dat klager 198 kledingstukken zou hebben ontvreemd. Het ging echter om 93 stuks. Hij heeft dit aantal vastgesteld met werkmeester [A] en een andere bewaarder. Wellicht heeft de
directeur, toen hij ging tellen, ook kledingstukken meegeteld die van klager zelf waren.
Eens per week werd een pak vacuüm verpakte koffie in de cel gezet door een afdelingsreiniger. In klagers cel, waarin hij met vijf anderen verbleef, dronk niemand koffie. De koffie laat je niet staan op een tafeltje. Om te voorkomen dat de koffie (door
de gedetineerden zelf) zou worden weggegooid, zette klager de koffie steeds apart. Dit proces herhaalde zich steeds. De inlegzooltjes kon je niet zonder toestemming meenemen van de arbeidszaal. In de inlegzooltjes zit namelijk een aluminium strip
waardoor het alarm in het detectiepoortje afgaat. Het is onjuist dat klager tegen de directeur heeft gezegd dat hij kleding de arbeidszaal uitsmokkelde door kleding achterin een ruimte van zijn jas te verbergen, zoals het ook onjuist is dat hij heeft
gezegd dat hij kleding en koffie naar huis wilde meenemen als Sinterklaascadeautjes.

3. De beoordeling
Het beroep van de directeur heeft betrekking op de gegrondverklaring van klagers klacht(en).
Beklag onder b.
Het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris om klager te herselecteren kan niet worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van dit beklag gegrond
verklaren en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de betreffende klacht.
Beklagen onder c. en d.
Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat in het onderhavige geval sprake is geweest van (een poging tot) ontvreemding van goederen.
Dit geldt zowel ten aanzien van de kledingstukken, als ten aanzien van de koffie en de inlegzooltjes. Zij zal het beroep van de directeur daarom ten aanzien van de beklagen onder c. en d. gegrond verklaren en de betreffende beklagen alsnog ongegrond
verklaren.
Beklag onder a.
Het ten aanzien van de beklagen onder c. en d. overwogene laat onverlet dat de enkele grond die de directeur aan zijn beslissing om aan klager een ordemaatregel op te leggen, te weten afzondering ter overbrugging van de periode tot klagers
overplaatsing, onjuist is. De directeur had één van de gronden als genoemd in artikel 24, eerste lid, jo artikel 23, eerste lid, van de Pbw aan zijn beslissing ten grondslag moeten leggen. Dat blijkt ook uit de Memorie van toelichting bij de Pbw, waar
afzondering in afwachting van overplaatsing genoemd wordt. Om die reden zal het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden bevestigd.

Het beroep van klager ziet op de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. De beroepscommissie is van oordeel dat de toegekende tegemoetkoming, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, juist is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep ten aanzien van de beklagen onder b., c, en d. gegrond,
vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht onder b. en verklaart de beklagen onder c. en d. alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van de toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 31 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven