Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1544/GA, 27 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1544/GA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2009, gehouden in de locatie De Berg van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem, is klager gehoord.
De directeur van het h.v.b. Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de verlenging van een eerder opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel. De duur van de verlenging is bepaald op twee weken en daartoe is besloten in verband met klagers verwardheid; en
b. (kortweg) de omstandigheden tijdens het verblijf in de afzonderingscel.

De beklagrechter heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en niet beslist op onderdeel b.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag was gericht tegen de verlenging van de ordemaatregel. Met de oorspronkelijke ordemaatregel kon klager wel instemmen. Feitelijk heeft klager na de bestreden verlenging net geen week in afzondering verbleven. Klager kan zich niet meer
herinneren of hij door de directeur is gehoord. Hij heeft wel met de inrichtingspsycholoog gesproken. Klager was ten tijde van de verlenging van de maatregel niet meer verward. De overige klachten, over het niet verstrekt krijgen van een extra deken,
het niet mogen dragen van ondergoed, het niet verstrekken van schrijfgerei en het niet mogen hebben van een bril, het niet krijgen van juiste voeding en het niet mogen lezen van een boek, hebben betrekking op de eerste dagen van de afzondering. Klager
denkt dat de verlenging van de ordemaatregel een andere reden had dan de gestelde verwardheid. Volgens klager was men bang dat er problemen zouden ontstaan op de afdeling als klager daar in vrouwenkleding zou rondlopen. Klager is tijdens de verlenging
van de afzonderingsmaatregel gefaseerd teruggeplaatst naar de verblijfsafdeling. Als klager geweten had, dat het de bedoeling was hem gefaseerd naar de afdeling te laten gaan, zou hij waarschijnlijk geen klacht hebben ingediend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
De schriftelijke mededeling van de verlenging van de afzondering van 23 maart 2009 vermeldt als grond van de beslissing: “U bent erg verward.” De beschikbare stukken bevatten geen aanwijzingen dat klager in het kader van de verlenging is gehoord.
Klager heeft van meet af aan betwist dat hij ten tijde van de verlenging nog verward was en hij heeft aangegeven dat er een andere reden voor de afzondering was te weten de kwestie van de travestie. Dat is in beroep niet weersproken. De beschikbare
stukken bevatten geen aanwijzingen voor de verwardheid van klager op 23 maart 2009. Niet onaannemelijk is daarmee dat een andere reden dan verwardheid bepalend is geweest voor de verlenging van de afzondering.
Gelet daarop moet de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat dit onderdeel van het beklag
alsnog
gegrond moet worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beklagrechter heeft niet op dit onderdeel van het beklag beslist. De beroepscommissie zal dat onderdeel van het beklag om proceseconomische redenen thans zelf afdoen.
Op grond van het bepaalde in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, kan een gedetineerde binnen zeven dagen na de dag waarop de bestreden beslissing is genomen, beklag instellen bij de beklagcommissie. Klager heeft aangegeven dat dit onderdeel van het
beklag ziet op de omstandigheden tijdens de eerste dagen van zijn verblijf in de afzonderingscel. Klager is op 13 maart 2009 in afzondering geplaatst en het klaagschrift dateert van 28 maart 2009. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat het
klaagschrift
ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet is ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in onderdeel b van het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in onderdeel b van het beklag.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J.I.W.M. Bartelds, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven