nummer: 09/523/GA
betreft: [klager] datum: 24 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 juni 2009, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E. van Doorn, en [...], unit-directeur van de locatie Dordtse Poorten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onthouden van toegang tot de medische dienst.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had in het weekend hoofdpijn, voelde zich misselijk en had een bult op zijn voorhoofd. Klager werd pas op maandag door een verpleegkundige bezocht. Dinsdagmiddag kwam een arts. De medische dienst hoort te bepalen of een arts nodig is. Niet het
inrichtingspersoneel.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was geen enkele aanleiding om klager eerder te laten bezoeken door medici. Zijn houding en reactievermogen waren goed. Het was absoluut niet duidelijk dat klager op zaterdag zou zijn mishandeld. Zondag heeft de directeur klager gezien. Hij maakte
geen verwarde- of ziekelijke indruk. Bij twijfel over de medische toestand wordt, ook in het weekend, direct de GGD ingeschakeld. In dit geval was hiervoor geen aanleiding.
3. De beoordeling
In artikel 42 van de Pbw is de zorgplicht van de directeur van het recht op medische verzorging opgenomen. In het derde lid, sub b, van voornoemd artikel is bepaald dat de inrichtingsarts of diens vervanger op andere tijdstippen beschikbaar is, indien
dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat de aard van de klachten onvoldoende dwingend was om direct een arts te raadplegen. Daarnaast is klager binnen afzienbare tijd bezocht door de medische dienst en vervolgens door de arts. Naar het
oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat de toegang tot de medische dienst voldoende was gewaarborgd en daarmee heeft de directeur voldaan aan zijn wettelijke zorgplicht. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond
verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 juli 2009.
secretaris voorzitter