Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0658/GA, 24 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/658/GA

betreft: [klager] datum: 24 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Gevangenis Grave,

gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2009 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben aangegeven niet in de gelegenheid te zijn om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2009, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen zonder televisie, wegens het weigeren van een opdracht van het personeel en de wijze van bejegenen van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De beklagcommissie heeft overwogen dat het aannemelijk is dat klager ongewenst gedrag heeft vertoond. Echter gezien de bijzondere situatie – de beklagcommissie vond dat er sprake was van een arbeidsongeval, namelijk het vallen van TL-lampen met
armatuur
in combinatie met de jeugdige leeftijd van klager (18 jaar) – acht de beklagcommissie de straf niet redelijk en billijk. De directeur is het niet eens met deze benadering van de beklagcommissie. De betreffende arbeidsmedewerker had zich professioneler
kunnen opstellen. Uit rapportage en onderzoek blijkt dat klager op 20 januari 2009 een disciplinaire straf heeft gehad vanwege het weigeren van een opdracht van het personeel en het bejegenen van het personeel. Zoals uit het schriftelijk verslag is te
lezen waren er die dag op de arbeid twee TL-lampen met armatuur op de grond gevallen vlak bij het tafeltje waar klager zat te werken. De werkmeester heeft direct ingegrepen en ervoor gezorgd dat alles opgeruimd werd. De werkmeester zag dat klager geen
glas over zich heen had gekregen. In eerste instantie maakte klager met een groepje medegedetineerden een geintje over het gebeuren. Beïnvloed door een medegedetineerde werd hij boos en is hij dreigend naar het personeelslid gaan reageren. Het
personeelslid heeft betrokkene gevraagd weer aan het werk te gaan, hetgeen hij weigerde omdat hij de situatie onveilig vond. Nadat de rust was weergekeerd, heeft de werkmeester klager na enige tijd opnieuw verzocht aan het werk te gaan. Om aan klager
tegemoet te komen, heeft de werkmeester hem aangeboden om op een andere plek te gaan zitten. Klager weigerde aan het werk te gaan en is nogmaals dreigend naar de arbeidsmedewerker geweest. Met dreigende blik zei hij dat hij een papier wilde hebben met
de volledige naam van de arbeidsmedewerker erop zodat hij in beklag kon gaan.
De directie bestrijdt dat er een onaanvaardbaar risico is genomen door de TL-lampen op dat moment te laten schoonmaken. De oorzaak van het vallen van de lampen lag niet in het schoonmaken, maar in de ophanging van de lampen en betrof een onvoorziene
situatie. Er is bovendien na het gebeuren een controle op alle lampen van de werkzaal uitgevoerd. Tevens voert de afdeling Facilitaire Zaken periodiek controles op de werkzaal uit, waarbij ook de veiligheid van de werkzaal wordt gecontroleerd. De
directie heeft hiermee voldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden van de gedetineerden betracht.
De wijze waarop klager het personeelslid benaderde voor het indienen van een klacht, onder meer door op een dreigende manier te blijven vragen naar de achternaam, in combinatie met de omstandigheid dat klager al eerder dreigend had gereageerd op het
personeelslid, maakte dat het gedrag van klager bedreigend was. Het is klagers goed recht een klacht in te dienen, maar niet op deze wijze.
Uit het voorgaande blijkt dat klager een opdracht van het personeel heeft geweigerd en dreigend gedrag heeft vertoond naar het personeel. Dit is ongewenst gedrag dat de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar brengt. In de werkzaal wordt
bovendien
met groepen gedetineerden gewerkt waarbij ongewenst gedrag direct voor onrust zorgt bij medegedetineerden. Klager is een meerderjarige volwassen man die zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Het algemene beeld van klagers gedrag in de inrichting
laat zien dat hij correctie nodig heeft. Bij het opleggen van de straf is niet de leeftijd bepalend maar het ongewenste gedrag van de gedetineerde. Er was geen sprake van een arbeidsongeval, er is niemand enige schade toegebracht. Alle andere
gedetineerden hebben gewoon hun werk hervat. Het personeelslid heeft zich professioneel opgesteld. De straf is bij afweging van alle in aanmerking komende belangen redelijk en billijk te noemen en deze is volgens het disciplinaire beleid opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 5, derde lid, Pbw is bepaald dat de directeur, voor zover zulks noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bevoegd is aan de
gedetineerden bevelen te geven. De gedetineerden zijn verplicht deze bevelen op te volgen.
Op grond van artikel 60, eerste lid, Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager na het incident met de gevallen lampen tweemaal door de werkmeester is gevraagd om weer aan het werk te gaan, terwijl hem daarbij ook nog een andere werkplek is aangeboden. Klager heeft niet aan die
opdracht voldaan. Deze weigering vormt reeds voldoende grond om tot strafoplegging over te gaan. Klagers verweer dat hij eerst de naam van de werkmeester wilde hebben om in beklag te kunnen gaan, doet daar niet aan af. Ook de duur van de opgelegde
straf
kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 24 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven