Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1146/GA, 16 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1146/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2009, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is gehoord [...], unit-directeur van het h.v.b. Arnhem.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof in verband met de bevalling van klagers partner.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst naar de motivering in het beroepschrift. Namens klager is het verzoek gedaan om de bevalling van zijn partner te kunnen bijwonen. Daarop is negatief beslist omdat het Openbaar Ministerie (OM) had aangegeven dat het tijdelijk
verlaten van de inrichting slechts onder bewaking zou mogen plaatsvinden. EBV-vervoer door DV&O is praktisch gezien niet mogelijk bij een bevalling. Aanwezigheid van de begeleiders is vanuit veiligheidsoogpunt noodzakelijk, maar overigens onwenselijk.
Er is na de bevalling een kraambezoek geregeld en dat heeft onder bewaking van DV&O plaatsgevonden. Het verzoek was gericht op het tijdelijk verlaten van de inrichting en het is ook als zodanig behandeld. Het verzoek is snel afgehandeld. De stukken
waaruit blijkt dat toezeggingen in de strafzaak zijn gedaan, waren niet bekend bij de directeur.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In het op 5 maart 2008 namens klager aan de directeur gerichte faxbericht wordt verzocht om incidenteel verlof, desnoods onder begeleiding, om klager bij de geboorte van zijn kind aanwezig te laten zijn.

Incidenteel verlof kan op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is.
Ingevolge het tweede lid kan incidenteel verlof indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
In het vierde lid staat dat bij de bepaling van de duur van het incidenteel verlof in ieder geval rekening wordt gehouden met de benodigde reistijd en beveiliging. Het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Indien de benodigde
reistijd dat niet toelaat eindigt het in ieder geval de daarop volgende dag.
Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek.

De inrichting heeft na ontvangst van het verzoek advies bij het OM gevraagd en dat advies luidde als volgt: “Het OM heeft geen bezwaar tegen een tijdelijk verlaten van de inrichting, echter wel onder de bijzondere voorwaarden dat [klager] slechts onder
strenge begeleiding naar het Twee Steden ziekenhuis zal worden gebracht en begeleid voor de duur van de bevalling. Twee uur na de geboorte zal [klager] weer terug moeten worden gebracht naar de penitentiaire inrichting.”

De aard van de gebeurtenis brengt met zich dat incidenteel verlof onder bewaking nauwelijks is te realiseren. Hierbij dienen de ongewisse tijdsduur en de praktische bezwaren van beveiliging bij een bevalling meegewogen te worden.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het
beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie heeft in aanmerking genomen dat klager na de bevalling een bezoek aan moeder en kind heeft kunnen brengen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 16 juli 2009

secretaris voorzitter

secretaris voorzitter

Naar boven