Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0662/GB, 14 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/662/GB

betreft: [klager] datum: 14 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 13 mei 2009 en op 12 juni 2009 bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen de verlenging van zijn verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 januari 2008 gedetineerd. Op 22 februari 2008 is hij overgeplaatst naar de EBI.

3. De standpunten
.
3.1. Door en namens klager is voorts – zakelijk weergegeven – nog het volgende naar voren gebracht.
Klagers raadsvrouw heeft pleitnotities, voorzien van bijlagen, overgelegd en overeenkomstig die pleitnotities het woord gevoerd. Een afschrift van die pleitnotities (inclusief de bijlagen) is aan dit verslag gehecht en de inhoud daarvan wordt geacht
deel uit te maken van dit verslag. Door en namens klager is voorts – zakelijk weergegeven – nog het volgende naar voren gebracht. Klager verblijft sedert 22 februari 2008 in de EBI. Feitelijk is er bij de gronden voor de verlenging van zijn
EBI-plaatsing sprake van een herhaling van zetten. Klager wordt weliswaar verdacht van betrokkenheid bij ernstige strafbare feiten maar er is geen sprake van extreem vluchtgevaar. Klager is nooit onvindbaar geweest tijdens zijn verblijf in Marokko.
Zijn
adres en telefoonnummer waren openbaar bekend. Dat kan ook blijken uit het feit dat klager relatief kort nadat het Openbaar Ministerie (OM) om zijn aanhouding had verzocht, in Marokko is aangehouden. De herkomst van de informatie van het Gedetineerden
recherche-informatiepunt (Grip) is onduidelijk. Er kan daarom geen oordeel worden gegeven over de betrouwbaarheid van die informatie. Om die reden mag die informatie niet zwaar meewegen in de beslissing om klager langer in de EBI te houden. Klager
blijft bij zijn stelling dat hij met het OM een deal gemaakt heeft en voor dat OM op heeft getreden als informant. Klager heeft door deze detentie (in Marokko en in de EBI) inmiddels al tweeëneenhalf jaar geen bezoek kunnen ontvangen van zijn gezin.
Klager heeft tijdens eerdere detenties aangetoond goed te kunnen functioneren in de inrichting. Klager is van mening dat dit onvoldoende is meegewogen. Klager komt volgens hem in aanmerking voor plaatsing in een lichter regime. Klager is weliswaar
verdachte in een zogenaamde megazaak, maar de vraag is of dat proces tot een veroordeling van klager zal leiden. Een en ander is afhankelijk van de juistheid van de verklaringen van de kroongetuige. Klager is van mening dat hij, als de juiste
verklaringen worden afgelegd, niet zal worden veroordeeld. Dat proces loopt thans nog en vooralsnog is er een einddatum ingeschat die ligt rond juni of juli 2010.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat klager ervan wordt verdacht betrokken te zijn bij de liquidaties op [...] en [...]. Blijkens een Grip-rapport moet klager worden gezien als een belangrijk lid binnen een
grote
criminele organisatie. Daarnaast beschikt klager over een groot netwerk van contacten terwijl de betreffende organisatie beschikt over grote hoeveelheden geld. Het valt niet uit te sluiten dat klager er alles aan zal doen om te vluchten. Klager heeft
tijdens een eerdere detentie aangetoond daadwerkelijk in staat te zijn om hulp van buitenaf te organiseren. Klager heeft de classificatie vuurwapengevaarlijk en uit lopend onderzoek zou blijken dat hij nog een aantal liquidaties wil uitvoeren.
Daarnaast
heeft klager verklaringen afgelegd tegen een aantal andere verdachten, waardoor gevaar voor liquidatie van klager zou kunnen bestaan.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 16 februari 2009 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager is momenteel druk bezig met zijn strafzaak en verwacht vrijgesproken te worden. Hij stelt dat zijn betrokkenheid berust op een misverstand en dat hij werkzaam is voor de geheime politie om zodoende liquidaties te voorkomen. Het probleem is
volgens hem dat hij dit systeem niet mag gebruiken. Hij ervaart zijn verblijf in de EBI op zich als goed maar ervaart het ontbreken van contact met zijn kinderen en partner als heel zwaar. Hij gaat er vanuit dat zijn verblijf in de EBI verlengd zal
worden.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat de noodzaak van de verlenging van klagers verblijf in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van Adviescommissie EBI van 20 februari 2009. Uit de beschikbare informatie komt naar voren dat
klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Klager is op 22 januari 2008 door Marokko uitgeleverd aan Nederland in verband met de verdenking van het plegen van zeer ernstige delictplegingen, die hebben geleid tot maatschappelijke onrust en
een zeer ernstig geschokte rechtsorde. De delicten waarvan hij wordt verdacht worden uitvoerig in de media belicht. In augustus 2008 heeft klager aangegeven veel geluk te hebben gehad bij verschillende schietpartijen. In het geval van een ontvluchting
van klager zou er sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde, ook omdat niet kan worden uitgesloten dat klager zich wederom schuldig zou maken aan het plegen van
soortgelijke delicten als waarvan hij thans wordt verdacht. Gelet hierop is besloten klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.5. De selectiefunctionaris heeft op 29 juni 2009 naar aanleiding van het verslag van horen van klager, verwezen naar de reeds eerder door hem toegezonden stukken. Daarnaast heeft hij verwezen naar het rapport van het Grip van 22 januari 2008, de
aanvulling daarop van 11 maart 2008 en de selectiebeslissing van 22 februari 2009.

3.6. Uit het rapport van het Grip van 22 januari 2008 en de aanvulling daarop van 11 maart 2008, komt – onder meer – het volgende naar voren. Klager wordt verdacht van betrokkenheid bij de uitvoering van liquidaties in de periode van 1993 tot en met
2006. Tijdens het opsporingsonderzoek is informatie ingekomen waaruit kan blijken dat klager voornemens is te ontvluchten. In het lopend onderzoek is duidelijk geworden dat een aantal liquidaties nog niet is uitgevoerd. Klager heeft tegen een aantal
medeverdachten verklaringen afgelegd. Gelet daarop is er sprake van een veiligheidsrisico voor klager. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat klager een over een groot netwerk van contacten beschikt en dat de organisatie rond klager kan beschikken
over grote hoeveelheden geld. Niet valt uit te sluiten dat klager er alles aan zal doen om te ontvluchten. In een eerdere detentieperiode is klager ontvlucht vanuit het ziekenhuis. Hij kon toen één maand later weer worden aangehouden. In het kader van
het rechtshulpverzoek aan Marokko is gesproken met de directeur van de inrichting waar klager in Marokko was gedetineerd. Deze directeur heeft toen (onder andere) verklaard dat klager toen pogingen heeft ondernomen om personeelsleden om te kopen. Dat
is
niet gelukt en de directeur heeft daarom een aantal maatregelen ondernomen om dit soort voorvallen te voorkomen.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Uit de stukken komt naar voren dat klager ervan wordt verdacht (actief) betrokken te zijn geweest bij een aantal liquidaties in het Nederlandse criminele circuit. Die strafbare feiten, voor de betrokkenheid waarbij hij thans strafrechtelijk wordt
vervolgd, zijn gepleegd in de periode van 1993 tot 2006 en klager kon pas na intensief internationaal onderzoek in 2007 in Marokko worden aangehouden, waarna hij in januari 2008 is uitgeleverd aan Nederland.

Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. De beroepscommissie neemt daarbij tevens in aanmerking dat klager zich tijdens een eerdere detentie – in 2004 – aan die
detentie heeft onttrokken en pas na één maand kon worden aangehouden.
Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht omtrent een samenwerking van klager met politie en/of justitie bij het strafrechtelijke onderzoek is – bij gebreke aan enige nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk geworden. Met
betrekking tot de aangevoerde bezoekproblematiek geldt dat klager bezoek mag ontvangen in de EBI maar dat hij daar zelf van afziet.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie onder b en dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven