Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0834/TA, 1 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 09/834/TA

betreft: [klager] datum: 1 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juni 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Klagers raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman en het hoofd van voormelde tbs-inrichting zijn met bericht van verhindering niet ter zitting te verschenen en hebben hun standpunt in beroep schriftelijk toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van een doos met boeken na overplaatsing naar de Rooyse Wissel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is onredelijk om de schade voor vermissing van goederen van klager aan de inrichting toe te rekenen. De inrichting heeft binnen haar mogelijkheden juist alles gedaan om een dergelijke vermissing te voorkomen. Het was voor de inrichting onmogelijk
om
een lijst van te verzenden goederen op te maken, omdat klager zelf zijn spullen heeft ingepakt en een hulpaanbod van de sociotherapie daarbij heeft geweigerd. Klager is akkoord gegaan met nazending van de goederen die in het magazijn waren opgeslagen.
Deze goederen zijn samengepakt op drie pallets en aan klager verzonden. Klager heeft via een medepatiënt laten weten dat hij goederen miste. Nadat was gebleken dat deze dozen per abuis naar een verkeerd adres waren gestuurd, is de fout door het
magazijn
hersteld en zijn de goederen alsnog naar klager verzonden. Klager heeft aangegeven dat hij nog steeds een doos met boeken miste. Hernieuwd onderzoek in het magazijn leverde op dat er geen doos met boeken van klager aanwezig is.
Uit e-mailcontact tussen personeelsleden en het magazijn blijkt dat klager op 16 april 2007 heeft verzocht een doos met boeken uit het magazijn te ontvangen, waarna de doos met boeken is opgehaald. Het magazijn opent niet zonder toestemming van de
manager, de afdeling en de patiënt een doos. Een doos in het magazijn blijft dus gesloten als een patiënt uit die doos niets nodig heeft. Op basis hiervan is de inrichting nooit op de hoogte van de precieze inhoud van de in het magazijn opgeslagen
dozen. Bij invoer van goederen kan wel een controle plaatsvinden.
De beklagrechter stelt in de bestreden uitspraak dermate hoge eisen aan de procedurele zorgvuldigheid, dat het in de praktijk onmogelijk blijkt deze na te komen.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In verband met zijn overplaatsing heeft hij in alle haast zijn spullen op zijn kamer moeten inpakken. Hij is daarbij geholpen door twee medebewoners. Het is niet juist dat personeelsleden hulp hebben aangeboden, daar zij op kantoor met gesloten deuren
bezig waren met de dagelijkse werkoverdracht.
Hij had een lijst gemaakt met het aantal dozen en goederen, maar de aanwezige personeelsleden wilden die lijst niet ondertekenen, omdat zij daarvoor geen verantwoording wilden nemen. De magazijnmeester was volgens hen inmiddels weg.
Hij had drie dozen met boeken en heeft destijds één daarvan meegekregen. Samen met een personeelslid uit Iran heeft hij de boeken uit die doos bekeken. Een aantal boeken heeft hij uit die doos gehaald en later aan een vriendin gegeven. De doos is met
de
overige boeken teruggebracht naar het magazijn.
Twee van de drie dozen met boeken uit het magazijn heeft hij alsnog in de Rooyse Wissel ontvangen. Hij heeft destijds niet via een medepatiënt, maar via het personeelslid van de afdeling, [...], gemeld dat hij die doos niet had ontvangen. Genoemde
[personeelslid] bevestigde dit na navraag en heeft aangegeven dat die doos de volgende dag opgestuurd zou worden. De derde doos met boeken mist hij tot op heden. Hij heeft geen reden om daarover te liegen. Op de doos stonden volgens hem zijn naam en de
inhoud met zwarte stift in grote letters vermeld.
De beklagrechter heeft op goede gronden een juiste beslissing genomen. De inrichting is onzorgvuldig met zijn spullen omgegaan, waardoor hij deze is kwijtgeraakt, en moet daarom zijn schade vergoeden. Hij mist 40 tot 50 grotere en kleinere
studieboeken,
die hij had aangeschaft in verband met de opleiding systeembeheer, waaronder boeken en cd-rom’s over computers, Illustrator en Photoshop. Zoals hij destijds tegen de beklagrechter heeft gezegd ligt de waarde van die boeken tussen de € 1200,= en
€ 1500,=.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is te
achten dat klager een doos met boeken mist, die in bewaring in het magazijn van de inrichting was opgeslagen. Klager heeft geen bemoeienis gehad bij het inpakken en verzenden van de in bewaring in het magazijn opgeslagen goederen. De door de
beklagrechter bedoelde vorm van registratie ziet met name op de in bewaring in het magazijn opgeslagen goederen van klager. Indien aan verpleegden toebehorende goederen door de inrichting in bewaring worden genomen, ligt het voor de hand dat die
voorwerpen op enigerlei wijze worden geregistreerd. Niet valt in te zien dat het zonder meer praktisch onmogelijk zou zijn om enige registratie te voeren. Nu de inrichting een dergelijke registratie heeft nagelaten en bovendien achtergebleven dozen na
klagers klacht over vermissing aanvankelijk naar het verkeerde adres heeft nagezonden, is het niet onredelijk om de inrichting aansprakelijk te achten voor de vermissing van de bewuste doos met boeken.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven