Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1699/STA, 26 juni 2009, schorsing
Uitspraakdatum:26-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1699/STA

betreft: [klager] datum: 26 juni 2009

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende op de afdeling Thebe 2 van FPC de Rooyse Wissel te Grave, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 24 juni 2009, inhoudende separatie.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke toelichting op het verzoek van mr. M.A. Westendorp, raadsman van verzoeker, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 26 juni 2009. De secretaris
van de beklagcommissie heeft op 26 juni 2009 telefonisch doorgegeven dat nog geen klaagschrift is ontvangen en dat het schorsingsverzoekschrift wordt aangemerkt als klaagschrift.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
Hij heeft op 22 juni 2009 een schorsingsverzoek ingediend tegen de beslissing hem op zijn kamer af te zonderen vanwege de verzinsels van de inrichting dat hij oninvoelbaar en niet in te schatten zou zijn. Medepatiënten hebben aangegeven dat verzoeker
niet groepsondermijnend bezig was en dat het niet normaal is hoe de inrichting met verzoeker omgaat. Dit verzoek (09/1641/STA) heeft hij op 23 juni 2009 ingetrokken.
Op 24 juni 2009 is hij in gehele afzondering buiten de afdeling gezet (de voorzitter leest: gesepareerd), in afwachting van overplaatsing naar een andere kliniek. Dit is niet terecht. De veiligheid is bij hem absoluut niet in het geding. Hij is
afgezonderd (de voorzitter leest: gesepareerd) vanwege zaken die spelen met medepatiënten, waar hij part noch deel aan had. Hij zat immers al afgezonderd op zijn eigen kamer. De omstandigheden dat medepatiënten verbaal mondiger worden en de groep zich
ondermijnend zou gedragen sinds hij in afzondering zat, hebben niets met hem te maken. De inrichting probeert hem in die onrust, als die er al zou zijn, te betrekken. Hij kan er niets aan doen dat het behandelteam de patiëntengroep niet onder controle
heeft. Verzoeker wacht al een jaar op overplaatsing naar een andere kliniek. Hij begrijpt niet dat hij nu afgezonderd (de voorzitter leest: gesepareerd) moet worden. In zijn eerdere, ingetrokken schorsingszaak heeft de inrichting naar voren gebracht
dat
hij in de contactmomenten altijd netjes correct en beleefd is in functioneel contact met het personeel. Kennelijk heeft men dat gezegd, omdat hij een schorsingsverzoek en beklag had ingediend. Hij ging voorheen vaak in beklag omdat het behandelteam van
de afdeling Thebe 2 zeer veel fouten maakt en leugens en onjuistheden vermeldt in de dagelijkse omgang en in de wettelijke aantekeningen. Als een patiënt daar iets van zegt, dan is hij ondermijnend bezig. Als een patiënt gebruik maakt van zijn
beklagrecht, dan wordt hij gestraft met een kamerprogramma of afzondering. Als de patiënt achter de deur wordt gezet of alleen functioneel contact heeft met het personeel, dan is hij weer oninvoelbaar of niet inschatbaar.

Namens verzoeker is het verzoek als volgt nader toegelicht.
Verzoeker is volgens de inrichting geïsoleerd (de voorzitter leest: gesepareerd) nadat een kamerarrest (de voorzitter leest: afzondering op de eigen kamer) geen effect had. Het is volkomen onbegrijpelijk hoe de fysieke aanwezigheid van verzoeker op
zijn
kamer tijdens afzondering nog zou kunnen leiden tot beïnvloeding van bewoners of personeel dan wel hoe hun veiligheid gevaar zou moeten lopen. In dat opzicht voegt isolatie (de voorzitter leest: separatie) niets toe. De enkele reden dat afdeling Thebe
2
nu van verzoeker af is, is geen reden hem te isoleren (de voorzitter leest: separeren).Uit niets blijkt waaruit het vermeend ondermijnende gedrag van verzoeker zou bestaan. Het enkele gebruik van de woorden ‘ondermijnend’ en ‘in gevaar brengen’ zonder
nadere toelichting is te abstract. Er lijkt geen zorgvuldige belangenafweging te hebben plaatsgevonden, nu de exacte redenen voor de opgelegde maatregel niet in het schriftelijke besluit zijn opgenomen.
Het bestreden besluit dient daarom te worden vernietigd en verzoeker dient een tegemoetkoming te worden toegekend.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Verzoeker kan niet in het verzoek worden ontvangen, nu hij op de dag dat de separatie is opgelegd om schorsing heeft verzocht. Als hij wel in zijn verzoek kan worden ontvangen, dient dit verzoek te worden afgewezen. Verzoeker heeft op 22 juni 2009 een
schorsingsverzoek ingediend tegen een op 19 juni 2009 opgelegde maatregel van afzondering op de eigen kamer, welke maatregel is gevolgd op een op 18 juni 2009 opgelegd kamerprogramma wegens ondermijnend en groepsontwrichtend gedrag. Dit verzoek
(09/1641/STA) heeft hij op 23 juni 2009 ingetrokken. De inrichting heeft in die zaak aangegeven dat de medewerkers verzoeker (vanwege zijn gezichtsuitdrukking, zijn ‘zwarte ogen’ en de indruk dat hij met veel ingehouden woede rondliep) niet goed konden
inschatten/invoelen, waardoor de veiligheid op de afdeling niet kon worden ingeschat. Op 22 juni 2009 was besloten een plan van aanpak te schrijven over de wijze waarop hij in de komende periode weer gefaseerd zou kunnen terugkeren op de groep. Tijdens
het teamoverleg van 23 juni 2009 kwam echter naar voren dat het ondermijnende en groepsontwrichtende gedrag van klager dusdanig was dat zijn terugkeer naar de afdeling niet verantwoord was. Verzoeker vertoonde al geruime tijd groepsontwrichtend en
ondermijnend gedrag. Zo uitte hij aantijgingen tegen onder meer machtsmisbruik jegens personeel van de afdeling zonder daarover in gesprek te willen gaan. Deze aantijgingen deed hij in brieven en klachten, maar ook in het bijzijn van medepatiënten. Dit
gedrag had een zeer ontwrichtend effect op zowel zijn medepatiënten als op het groepsproces van de afdeling. Dit werd versterkt nadat verzoeker in afzondering was geplaatst. Patiënten dreigden daardoor ontregeld te raken, waardoor zowel de veiligheid
op
de afdeling als ook de voortgang van lopende behandeltrajecten in gevaar dreigden te komen.
In het licht van het vorenstaande werd het noodzakelijk geacht verzoeker op 24 juni 2009 buiten de afdeling te plaaten via separatie. Besloten is dat vanaf 25 juni 2009 contact alleen maar zal plaatsvinden vanuit de naburige afdeling van de afdeling
Thebe 2. Er wordt naar toegewerkt verzoeker zo spoedig mogelijk vanuit de inrichting over te plaatsen naar een andere inrichting. Ondertussen wordt verzoekers situatie voortdurend besproken en wordt er alles aan gedaan het verblijf van verzoeker zo
goed
mogelijk te laten verlopen. Zo heeft hij onder meer de beschikking gekregen over zijn persoonlijke eigendommen, voor zover dat in redelijkheid mogelijk en verantwoord is.

2. De beoordeling
De voorzitter overweegt dat krachtens artikel 57, tweede en vierde lid, Bvt tegen een beslissing tot separatie beklag openstaat nadat de separatie een dag heeft geduurd. Daarbij blijft de dag waarop de separatiebeslissing is genomen buiten
beschouwing.
Op grond van artikel 58, vijfde lid, moet het klaagschrift binnen zeven dagen na kennisneming van de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest worden ingediend. Als datum van indiening geldt de datum waarop het klaagschrift is ontvangen.

Verzoeker heeft op dezelfde dag als die waarop hem de separatie is opgelegd om schorsing verzocht, welk verzoek op 25 juni 2009 - derhalve een dag te vroeg - is ontvangen. Het schorsingsverzoekschrift is door de beklagcommissie tevens aangemerkt als
klaagschrift.
De voorzitter zal verzoeker ontvangen in zijn verzoek, nu de separatie op het moment van het beoordelen van het verzoek door de voorzitter twee dagen duurt en nog steeds van kracht is.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot separatie zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat,
mede
gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. Zowel in de door verzoeker ingetrokken zaak 09/1641/STA als in de onderhavige zaak worden verzoekers gedrag en het daarvan uitgaande gevaar voor de veiligheid van personeel en de
bewoners van de afdeling Thebe 2 duidelijk beschreven in de toelichting in de schriftelijke mededelingen van de genomen beslissingen én de schriftelijke inlichtingen van de inrichting. De enkele omstandigheid dat verzoeker dit anders ziet, geeft de
voorzitter in deze procedure geen aanleiding voor een ander oordeel.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven