Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0529/GM, 17 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/529/GM

betreft: [klager]- datum: 17 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. van de Weerd, advocaat te Den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 februari 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsman, mr. B.J. de Bruin.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyderbos heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 en 5 november 2008, betreft de onjuiste behandeling van klagers klachten

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij komt vanuit Duitse detentie. Hij heeft veel lichamelijke rugklachten en psychische klachten. De medische dienst kan zijn problemen niet verhelpen, maar wil desondanks klager ook niet verwijzen voor nadere
onderzoeken.
Klager heeft zijn klachten meermalen bij de medische dienst uiteen willen zetten, maar telkens werd hem gezegd dat hij zich moest beperken tot de kwestie waar hij op dat moment voor kwam. In Duitsland is klager bij de neuroloog geweest in verband met
een mogelijke hernia. Deze gaf hem ook het advies een bepaald medicijn te gebruiken. In Lelystad kreeg klager het verkeerde medicijn, waardoor hij veel pijn had. Toen hij weer Lyrica kreeg werd de pijn minder.
In Nederland is klager nooit naar een specialist gestuurd. Klager is het niet eens met de diagnose post traumatisch stress syndroom, hij heeft geen psychische klachten. Zijn oorlogstrauma valt mee, al zal hij de oorlog en hen die zijn omgekomen niet
vergeten. Af en toe heeft hij dromen, maar verder ondervindt klager als gevolg van de oorlog geen problemen. Klager wilde de in dit verband voorgeschreven antidepressiva niet gebruiken.

Namens klager is hieraan het volgende toegevoegd.
In Lelystad is niet de oorzaak maar het gevolg van de rugklachten bestreden. Ook zou klager verslavingsgevoelig zijn. Verder geeft klager aan dat hij in trajecten gestopt wordt waar hij geen zin in heeft. Klager wil alleen dat zijn rugklachten
verholpen
worden. De medische dienst geeft aan niets met hem te kunnen. Hij wordt aangemerkt als een notoire klager. Als de medische dienst niets met de klachten van klager aan kan, moeten ze kijken naar wat medici buiten de inrichting voor klager kunnen doen.
Afgezien van de pijnbestrijding worden de rugklachten niet afdoende behandeld.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op 1 mei 2008 binnengekomen, sindsdien heeft hij 28 x contact gehad met de medische dienst. Klager vormt bijna wekelijks onderwerp van gesprek in het PMO. Hij is diverse malen gezien door psychiater, fysiotherapeut en tandarts.
Met betrekking tot de rugproblematiek kon, na diverse lichamelijke onderzoeken door verscheidene collega huisartsen, niet anders geconcludeerd worden dan dat het aspecifieke lage rugklachten betrof. Informatie uit Duitsland was niet te verkrijgen omdat
het dossier zoek was geraakt.
Telefonisch contact met de behandelend neuroloog leverde op dat klager voor rug en beenklachten Lyrica kreeg voorgeschreven. Dit gebruikt hij nu ook met wisselend resultaat.
De psychiater stelde als diagnose post traumatisch stress syndroom bij een persoonlijkheidsstoornis Cluster B.

3. De beoordeling
Gelet op de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat klager weliswaar veelvuldig medische en psychische aandacht en behandeling heeft gekregen, echter zowel ten aanzien van de lichamelijke als
van
de psychische klachten blijkt geen duidelijke lijn in de behandeling aanwezig te zijn. Er wordt getracht de chronische pijn te bestrijden, maar er blijkt niet van een consequente en structurele aanpak. Ten aanzien van de psychische problematiek van
klager kan worden vastgesteld dat er veel psychofarmaca wordt voorgeschreven, zonder dat sprake is van een duidelijk en consequent beleid dienaangaande.
Ook de fysieke problemen van klager zijn niet voldoende en adequaat onderzocht. Zo had de inrichtingsarts beter met de hem verstrekte gegevens omtrent de vermeende hernia om moeten gaan. Het had allereerst tot enig lichamelijk onderzoek moeten leiden.
Aanvankelijk is in het geheel niet tot een onderzoek overgegaan. Hiertoe is pas in november 2008 overgegaan. Evenmin is op adequate wijze ingegaan op de door klager verstrekte informatie betreffende zijn medicatie. Dit terwijl regelmatig door de
verpleegkundige over de pijn bij klager is gerapporteerd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Zuyderbos toekomende tegemoetkoming op € 100,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven