Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1104/GV, 10 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1104/GV

betreft: [klager] datum: 10 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft – zakelijk weergegeven – het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de Staatssecretaris niet wist van de volledige problematiek bij klager. Klager en zijn echtgenote zijn beiden gedetineerd en verblijven inmiddels elk al
vier
jaar in een gesloten inrichting. Klagers echtgenote heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk die bij haar ex-man wonen. De zoon van klager en zijn echtgenote, die inmiddels vijf jaar is, verblijft bij de moeder van klager. Contact met hem is
minimaal. Klager en zijn echtgenote willen hun gezin weer bij elkaar brengen door een gezamenlijk verblijf gedurende een weekeinde. Daardoor kunnen klager en zijn echtgenote het laatste jaar in een gesloten inrichting beter volhouden. Klager heeft zich
de afgelopen vier jaren in detentie steeds goed gedragen en de inrichting steunt het verzoek om strafonderbreking. De aan klager in Zweden opgelegde gevangenisstraf is naar Nederlandse maatstaven erg hoog. Dat is ook onderkend door het gerechtshof dat
positief heeft geadviseerd ten aanzien van het Wots-verzoek. Klager wil graag een kans krijgen om ook na zijn detentie als gezin weer te kunnen functioneren. Tijdens de strafonderbreking zou klager verder een aantal praktische zaken, waaronder het
opslaan van de inboedel en het treffen van administratieve regelingen, kunnen regelen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door de Zweedse autoriteiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van toen jaar. Op 16 april 207 is hij in het kader van het Wots-verdrag naar Nederland gekomen en is zijn straf hier overgenomen. Klagers v.i.-datum valt omstreeks 3 februari
2012. Klagers echtgenote is in het kader van dezelfde strafzaak gedetineerd in de gevangenis Ter Peel in Sevenum. Hun zoontje is ondergebracht bij klagers moeder, die recentelijk is geopereerd aan haar rug en daardoor beperkt mobiel is. Klager wil
graag
strafonderbreking zodat hij en zijn echtgenote tijd kunnen doorbrengen met hun zoontje en om een aantal andere zaken te regelen. De directeur van de gevangenis De Geerhorst heeft positief geadviseerd ten aanzien van een strafonderbreking. Omdat de
aangeleverde informatie geen reden oplevert voor het verlenen van strafonderbreking, is het verzoek afgewezen. Er zijn mogelijk andere manieren waarop het zoontje klager kan bezoeken. De Medisch Adviseur heeft geadviseerd om desgewenst omgekeerd bezoek
te verlenen. De Staatssecretaris ziet geen aanleiding voor het verlenen van strafonderbreking.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de KPO-afdeling van het Penitentiair Selectiecentrum (PSC) te Den Haag heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking en daarbij verwezen naar klagers gedrag tijdens de detentie en de omstandigheid dat het
TR-plan geen interventies kent omdat de score van de Risico-analyse daar geen aanleiding toe heeft gegeven.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 februari 2012.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht omdat zijn zoontje, dat bij zijn moeder verblijft, hem niet dan wel zeer moeizaam kan komen bezoeken en omdat hij een aantal persoonlijke zaken moet regelen. Ten aanzien van de gestelde onmogelijkheid voor
klagers zoontje om hem te komen bezoeken, geldt dat daarvoor een andere verlofmogelijkheid, te weten omgekeerd bezoek, bestaat. De Staatssecretaris heeft – zo verstaat de beroepscommissie – aangegeven daar vooralsnog geen bezwaar te hebben tegen een
dergelijk verlof. Ten aanzien van de overige door klager aangevoerde redenen voor een strafonderbreking geldt dat die redenen enerzijds niet nader feitelijk zijn onderbouwd en anderzijds niet kan worden uitgesloten dat een en ander ook vanuit detentie
kan worden geregeld. De omstandigheid dat de directeuren van het PSC en de gevangenis De Geerhorst positief adviseren, maakt dit oordeel niet anders.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juni 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven