Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1293/GV, 10 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1293/GV

betreft: [klager] datum: 10 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 mei 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is op 5 maart 2009 in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden. Tegen dat vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld. Klager verblijft thans als preventief
gedetineerde in de gevangenis Veenhuizen. Hij heeft verzocht om strafonderbreking voor het bijwonen van de bevalling van zijn vriendin, tevens levenspartner, dan wel incidenteel onbegeleid verlof voor het afleggen van een kraambezoek. Het verzoek is
afgewezen omdat aangetoond zou moeten worden dat het verlenen van verlof absoluut noodzakelijk is. Klager is van mening dat die eis te zwaar is. Er is sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager, zijn vriendin, met wie hij al vier
jaar een relatie heeft, is inmiddels acht maanden zwanger en in verwachting van hun tweede kind. Klagers vriendin zou graag willen dat klager bij de geboorte van hun kind aanwezig is, zij heeft zijn steun dan nodig. Een en ander wordt bevestigd door de
brief van klagers vriendin en de brief van de verloskundige. Uit die brieven blijkt genoegzaam van de band tussen klager en de moeder van het ongeboren kind. Klager is ook de vader van hun eerste kind. De omstandigheid dat klager tot ongewenst
vreemdeling is verklaard, zou het verlenen van vrijheden niet mogelijk maken. Klager is van mening dat die ongewenstverklaring tijdelijk kan worden opgeschort. De Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit bieden die mogelijkheid en daartoe is
inmiddels een verzoek ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND). Klager verwijst voorts naar het advies van de Raad van 8 oktober 2008 dat de mogelijkheid van verlof voor ongewenstverklaarden open houdt. Hetgeen door de
Staatssecretaris
is vermeld met betrekking tot drugsgebruik wordt volgens klager onvoldoende onderbouwd. Ook wordt niet duidelijk gemaakt welke belangen de Staatssecretaris heeft afgewogen om tot haar beslissing te komen.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wenst bij de bevalling van zijn tweede kind aanwezig te zijn. Omdat vast staat dat klager na ommekomst van zijn detentie zal worden uitgezet, komt hij niet in aanmerking voor onbegeleid incidenteel verlof. De Staatssecretaris heeft aangegeven
dat
begeleid incidenteel verlof tot de mogelijkheden behoort, tot nog toe heeft klager niet om een dergelijk verlof verzocht. De Staatssecretaris acht, bij gebreke aan informatie over de vermeende band tussen klager en zijn gestelde vriendin, die band
onvoldoende aannemelijk. Tenslotte ontbreekt een advies van het Openbaar Ministerie terwijl dat wel noodzakelijk is. De Staatssecretaris stelt overigens geen vraagtekens bij de noodzaak van klager op de aanwezigheid bij gebeurtenissen in zijn
persoonlijke sfeer.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is preventief gedetineerd wegens (onder meer) Opiumwet- en (gekwalificeerde) diefstal. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot 32 maanden gevangenisstraf en heeft en heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke
v.i.-datum valt op of omstreeks 12 augustus 2010.

De beroepscommissie verstaat dat verzoeker heeft bedoeld om strafonderbreking te vragen voor het bijwonen van de geboorte van zijn kind. Voor zover het verzoek rept over incidenteel verlof, is dat immers onverenigbaar met de maximale duur van een
dergelijk verlof terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat bevallingen langer kunnen duren dan die in artikel 21, vierde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) genoemde termijn.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op zich kan in het midden blijven of hier sprake is van bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer. Voldoende staat immers vast dat klager ongewenst is verklaard en na zijn detentie uit Nederland zal worden uitgezet. Op grond van artikel 4
aanhef en onder l van de Regeling, wordt verlof geweigerd in het geval van een gedetineerde die ongewenst is verklaard, tenzij aan die ongewenstverklaring schorsende werking is toegekend.
Nu niet aannemelijk is geworden dat aan die ongewenstverklaring schorsende werking is toegekend, mag geen verlof – en mitsdien ook geen strafonderbreking – worden toegekend. De omstandigheid dat klager een tot het toekennen van schorsende werking
strekkend verzoek bij de IND heeft ingediend, maakt dit oordeel – nu daarop kennelijk nog niet is beslist – niet anders.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder l van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juni 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven