Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0198/GA, 8 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/198/GA

betreft: [klager] datum: 8 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Vingerling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 januari 2009 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. A.C. Vingerling, en namens de inrichting, [...]. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was
zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een intimiderende houding en beledigende opmerkingen jegens een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft het betreffende personeelslid niet verbaal agressief benaderd. Ook heeft hij haar niet uitgescholden. Subsidiair meent klager dat de
opgelegde sanctie van vijf dagen in geen verhouding staat tot de vermeende misdraging. De sanctie is disproportioneel. Klager zit geen straf uit, maar is vreemdeling in afwachting van zijn uitzetting. Gelet op de onzekere situatie waarin klager zich
bevindt, dient hij met meer coulance te worden behandeld. Daarenboven is er geen sprake van fysiek geweld of bedreiging.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de rapportafhandeling heeft klager alles erkend. Aan klager is meerdere malen rapport aangezegd voor belediging. De inrichting hanteert een
sanctielijst. Voor belediging of bedreiging geldt een sanctie van drie dagen strafcelplaatsing.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen, indien de gedetineerde is betrokken bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Gelet op de feiten zoals weergegeven in het rapport van 7 december 2008 kan de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf aan klager niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Wel is ter zitting gebleken dat de
directeur voor een hogere strafmaat heeft gekozen dan het sanctiebeleid aangeeft. Deze afwijkende sanctie kan niet als disproportioneel worden aangemerkt, gelet op de stelling van de directeur dat aan klager eerdere sancties zijn opgelegd. Het beroep
is
derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 8 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven