Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1437/STB, 2 juni 2009, schorsing
Uitspraakdatum:02-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1437/STB

betreft: [klager] datum: 2 juni 2009

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Staatssecretaris van
Justitie (Staatssecretaris), inhoudende plaatsing van verzoeker in de longstayvoorziening van FPC Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 20 mei 2009 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Staatssecretaris van 28 mei 2009.

1. De standpunten
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht. Verzoekers moeder is recentelijk overleden waardoor verzoeker behoorlijk van slag is. De Staatssecretaris heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan de beslissing op het beroep niet kan worden
afgewacht alvorens verzoeker over te plaatsen naar de longstayvoorziening. Verzoeker wacht al zeer lang op bepaalde therapieën. Indien verzoeker wordt overgeplaatst naar een longstay-afdeling en na gegrondverklaring van het beroep weer moet worden
teruggeplaatst, is hij zijn plaats op de wachtlijst kwijt en zullen therapieën nog langer op zich laten wachten. Verzoeker acht zijn beroep zeer kansrijk. Hij is gemotiveerd voor behandeling en er bestaan mogelijkheden voor verbetering. Een
longstayplaatsing is derhalve prematuur. Bovendien dateert het lap-advies van juli 2008. Onduidelijk is waarom tussen dit advies en de plaatsingsbeslissing van mei 2009 zoveel tijd zit.

Uit de inlichtingen van de Staatssecretaris komt het volgende naar voren. Hoewel het overlijden van een dierbare over het algemeen een grote impact zal hebben op de direct betrokkenen, staat dit een overplaatsing naar een andere inrichting niet in de
weg. Niet is aangetoond dat verzoeker deze overplaatsing niet aan zou kunnen. Het gestelde over de uitkomst van de beroepsprocedure is op geen enkele manier onderbouwd.
Er is voldaan aan de criteria voor longstayplaatsing. Verzoekers behandelverloop kenmerkt zich door gebrekkig probleeminzicht, gedeeltelijke delictontkenning en het ontbreken van behandelovereenstemming. Verschillende therapievormen zijn niet
aangeslagen. Resocialisatiepogingen zijn gestrand door verzoekers weigerachtige opstelling ten opzichte van het gebruik van libidoremmende medicatie en de hiervoor geformuleerde voorwaarden. Verzoeker stelt overplaatsing naar een andere kliniek
afhankelijk van een onderzoek door het PBC. Verzoeker is niet bereid het advies van het NIFP, opgemaakt in het kader van de longstayaanvraag, te volgen. Verzoeker wordt beschouwd als chronisch delictgevaarlijk zonder dat er mogelijkheden zijn deze
prognose in gunstige zin bij te stellen. Deze conclusie wordt onderschreven door het NIFP en de LAP.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Staatssecretaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is
daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het
geval.
De voorzitter neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Uit de overgelegde rapportages kan worden opgemaakt dat de deskundigen (nog) niet van oordeel zijn dat elke mogelijkheid van resocialisatie moet worden uitgesloten. Zo wordt in het rapport van [...], psychiater, en [...], psycholoog, van 16 oktober
2007
de mogelijkheid open gelaten van een herstel van de behandelrelatie of een tweede resocialisatiepoging in een andere kliniek. Ook het LAP-advies van 11 juli 2008 acht een resocialisatiemogelijkheid onder strikte voorwaarden denkbaar. Verder blijkt uit
de uitspraak van 20 november 2008 dat de rechtbank Arnhem een resocialisatiepoging in een andere kliniek aangewezen acht. Weliswaar kan uit de stukken tevens worden geconcludeerd, dat verzoeker zich hevig verzet tegen de voorwaarden (o.a. langdurig
gebruik libidoremmende medicatie), verzoeker heeft er alle belang bij in ieder geval tot de beroepscommissie op het beroep heeft beslist, nog niet te worden overgeplaatst naar een longstayafdeling. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de Staatssecretaris totdat op het beroepschrift is beslist.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 2 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven