Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2851/TR, 23 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2851/TR

betreft: [klager] datum: 23 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 31 oktober 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van begeleid verlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 15 februari 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 29
augustus 2006 in FPC Oldenkotte te Rekken. Op 18 mei 2008 is door de Staatssecretaris machtiging verleend tot het verlenen van begeleid verlof. De Staatssecretaris heeft deze machtiging op 31 oktober 2008 ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Alhoewel de wet een dergelijke verplichting niet kent, verzet klager zich uitdrukkelijk tegen het feit dat hij voorafgaand aan de intrekking van de verlofmachtiging niet is gehoord en de
intrekking niet schriftelijk aan hem is medegedeeld. Er is sprake van een zeer ingrijpend besluit. Klager meent dat de hoor- en mededelingsplicht voor dit soort beslissingen moet gelden. Door dit niet te doen handelt de Staatssecretaris in strijd met
het rechtszekerheidsbeginsel.
Klager heeft niets te maken met de aanzienlijke hoeveelheid contrabande (17 liter alcohol) die op de kamer van een medepatiënt werd aangetroffen. Klager werd verdacht van invoer van drugs. Tijdens een kamerzoeking op 12 september 2008 is er echter
nooit
iets gevonden. Een bezoeker voor klager heeft op 6 september 2008 geweigerd zich te onderwerpen aan een toegangscontrole met drugshonden, omdat de betreffende bezoeker allergisch is voor honden. Het feit dat de rest van het bezoek vervolgens heeft
besloten eveneens te vertrekken, kan klager niet worden aangerekend. Vervolgens worden aan klager op 9 september 2008 beperkingen opgelegd en wordt zijn verlof ingetrokken. De verdenking aan het adres van klager berusten enkel op geruchten, waarnaar
nooit nader onderzoek is gedaan. Klager weet nog steeds niet op welke feiten de beslissingen zijn gebaseerd. De inrichting heeft geen bewijs geleverd voor de stelling dat klager zich zou hebben ingelaten met drugs. Klager raakte gedemotiveerd en valt
eenmalig terug in oud gedrag door een jointje te roken. Op 23 september 2008 heeft klager positief gescoord op cannabisgebruik en werd hem afdelingsarrest opgelegd. Klager heeft twee keer geblowd. In principe is er sprake geweest van drie of vier
incidenten. Op 2 oktober 2008 heeft klager wellicht grensoverschrijdend gedrag vertoond doordat de inrichting weigerde hem toestemming te verlenen de afdeling te verlaten voor het afleggen van een examen. Voor klager was de maat vol. Hij wenste
antwoorden van de inrichting en uit protest heeft hij vanaf 9 oktober 2008 elke urinecontrole geweigerd. Hierdoor werd het afdelingsarrest tweewekelijks verlengd. Pas vanaf 6 november 2008 mocht klager weer deelnemen aan sport en zijn werk. Vanaf
januari 2009 kan klager weer bezoek ontvangen. Het afdelingsarrest was tot februari 2009 van kracht vanwege klagers weigering deel te nemen aan de urinecontroles. Klager vreest dat dit alles tot grote schade van zijn resocialisatie heeft geleid. Hij
is
in een vicieuze cirkel terecht gekomen, waaraan de inrichting een eind had kunnen maken. De commissie van toezicht deelt deze mening. De Staatssecretaris had anders moeten handelen en in overleg met de inrichting naar een andere oplossing moeten
zoeken,
bijvoorbeeld het tijdelijk geen gebruik maken van de verlofmachtiging. Klager vindt het jammer hoe het allemaal is gelopen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. In het verlofplan van 2 april 2008 is aangegeven dat de doelen van het verlof van klager onder meer waren het inzicht geven in en adequaat bespreekbaar maken
van
gedachten, gevoelens en spanningen tijdens het verlof, het inzicht geven in voor klager moeilijke situaties tijdens verlof, het oefenen met nieuw geleerde vaardigheden en deze in een meer gevarieerde omgeving in de praktijk brengen en de motivatie
vasthouden voor behandeling. Een voorwaarde voor de verlening van begeleid verlof was dat klager geen alcohol en/of drugs zou gebruiken en dat zich geen incidenten zouden voordoen.
Er heeft zich een veelvoud aan incidenten voorgedaan. Zo gaat het gerucht dat het bezoek van klager betrokken is bij het binnenbrengen van drugs in de inrichting. Op 5 september 2008 is in de kamer van een medepatiënt een aanzienlijke hoeveelheid
contrabande aangetroffen. Op 6 september 2008 weigert het bezoek van klager zich aan de verscherpte toegangscontrole middels drugshonden te onderwerpen en ziet af van het bezoek. Op 22 september 2008 scoort klager positief op het gebruik van cannabis.
Op 2 oktober 2008 stelt klager na een weigering de afdeling te verlaten zich zodanig agressief op, dat hij wordt gesepareerd. En op 9 oktober 2008 weigert klager een urinecontrole te ondergaan. Op basis van deze incidenten wordt verlofverlening niet
verantwoord geacht. Klager heeft door tot tweemaal toe drugs te gebruiken zich niet aan de voorwaarden van het verlof gehouden. De omstandigheid dat klager de brief over de intrekking van de verlofmachtiging niet onder ogen heeft gehad, is geen reden
het beroep gegrond te verklaren. Klager is tijdig in kennis gesteld dat de verlofmachtiging is ingetrokken.

4. De beoordeling
Op grond van artikel 53, derde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden kan de Minister de machtiging tot verlof intrekken bij overtreding van de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van verlof of indien feiten of omstandigheden
bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend.
Aan klager is op 18 mei 2008 een machtiging voor begeleid verlof verleend. Uit de melding bijzonder voorval van de inrichting van 19 september 2008 en de brief van de inrichting van 14 oktober 2008 komt naar voren dat ten aanzien van klager sprake is
geweest van een aantal incidenten. Deze betroffen onder meer dat klager positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis en vanaf 9 oktober 2008 heeft geweigerd een urinecontrole te ondergaan. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde komt naar
voren dat aan het verlof de voorwaarde was verbonden, dat klager zich zou onthouden van het gebruik van alcohol en/of drugs en er zich geen incidenten zouden voordoen. Vast is komen te staan dat klager deze voorwaarden heeft geschonden. Gelet hierop
kan
de beslissing tot intrekking van de machtiging tot het verlenen van begeleid verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog het volgende. De Bvt kent geen mededelingsplicht zoals bedoeld in artikel 54, ten aanzien van een beslissing van de Staatssecretaris tot intrekking van een machtiging tot het verlenen van verlof. Vanuit
rechtspositioneel oogpunt acht de beroepscommissie het echter wenselijk dat de Staatssecretaris een zo ingrijpende beslissing als het intrekken van een verlofmachtiging schriftelijk aan de verpleegde meedeelt. Nu de mededelingsplicht in dit geval geen
formeel vereiste is, kan het ontbreken hiervan niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven